BOERDERIJ VAN DE TOEKOMST

Onlangs opende Boerderij van de Toekomst in Lelystad. Daar onderzoekt Wageningen University & Research, in samenwerking met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en andere stakeholders, hoe landbouw kan worden bedreven in harmonie met mens, maatschappij, natuur en landschap. MASTERS in gesprek met ir. Pieter de Wolf, Senior Praktijkonderzoeker en Projectleider Verduurzaming Landbouw. “Nederland loopt weer voorop.”Tekst: Bart-Jan Brouwer | Beeld: Anne de Hoop
Online redactie: Larissa Schaule Jullens

Boerderij van de Toekomst ligt in Lelystad. Waarom deze locatie?

“Bij de vorming van Flevoland rond de jaren zeventig werd door de overheid meteen 1.200 hectare grond uitgegeven aan onderzoeksinstituten. Op deze plek waren destijds praktijkonderzoekstations voor akkerbouw van het ministerie van Landbouw gevestigd. In de jaren negentig is dat geprivatiseerd en samengevoegd onder de vlag van Wageningen University and Research. Vanaf het begin hebben we op systeemniveau gekeken naar de uitdagingen en oplossingen voor de toekomst. Er werd niet bijvoorbeeld één meststof of één soort gewas onderzocht, maar altijd het systeem als totaal. Ik denk dat dat ook een van de redenen is dat Boerderij van de Toekomst hier is gekomen. Wij kunnen dit, het zit in de genen van de organisatie.”

Wat was eigenlijk mis met de ‘boerderij van het verleden?

“Een systeem functioneert optimaal in een bepaalde context. Verandert die context, dan moet het systeem ook veranderen. Dus er is altijd sprake van ontwikkeling. Toen ik hier in 2002 begon, waren overbemesting, milieurisico’s van gewasbeschermingsmiddelen en uitspoeling van het stikstofoverschot naar grond- en oppervlaktewater de grote thema’s. Op die thema’s zijn en worden nog steeds grote verbeterslagen gemaakt. Inmiddels zijn verlies aan biodiversiteit en bodemverdichting hét grootste probleem van de Nederlandse landbouw. In de periode tussen 1950 en 2016 zijn zes op de zeven landbouwbedrijven verdwenen. De blijvers werden flink groter: bij de uitgifte van de Noordoostpolder in de jaren vijftig hadden bedrijven een grootte van 12, 24 en 48 hectare, tegenwoordig telt een ‘levensvatbaar’ akkerbouwbedrijf in Flevoland, dus waar een volwaardig gezinsinkomen wordt gerealiseerd, 80 tot 100 hectare. Deze schaalvergroting ging gepaard met monoculturen en mechanisatie: de steeds grotere lappen grond werden vanuit oogpunt van efficiency ingezaaid met een beperkt aantal gewassen en bewerkt met steeds grotere machines. Onder natte omstandigheden wordt door zulke zware machines de bodem dichtgereden. Door die bodemverdichting wortelen gewassen niet goed, wat resulteert in 10 à 20 procent minder opbrengst voor de boeren.”

Naast biodiversiteit en bodemverdichting zal klimaatverandering ook een onderwerp zijn met het oog op de toekomst.

“We hebben het derde droge voorjaar op rij gehad, enkele warme zomers, extreme buien – het is geen incident meer. Bij stevige regenval neemt verdichte bodem het water niet op, bij droogte kunnen de wortels niet bij het grondwater. Je ziet dat gewassen daar echt last van hebben. Een vierde punt van aandacht is het wegvallen van heel veel gewasbeschermingsmiddelen. De toelating van zulke middelen is steeds vaker een kwestie van politiek. Europa is qua milieuregelgeving vrij streng, dat betekent dat middelen een enorm zware toetsing krijgen. Bovendien speelt het volgende probleem: uien en peen, bijvoorbeeld, worden in Nederland wel op grote schaal geteeld, maar wereldwijd valt dat in het niet bij gewassen als tarwe, mais en rijst. Dergelijke kleine teelten zijn voor de grote bedrijven niet aantrekkelijk genoeg om een aparte toelating aan te vragen – zo’n traject kost miljoenen. Dus gaan zulke bedrijven zich op andere markten richten. Gevolg is dat er steeds minder gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar zijn. Door de klimaatverandering kan het zijn dat het huidige pakket beschermingsmiddelen niet meer goed werkt en kunnen nieuwe ziektes en plagen oppoppen. Bovendien kunnen schadelijke insecten door de steeds zachtere winters makkelijker overleven. Kortom: als je naar de toekomst kijkt, heeft de landbouw heel wat vraagstukken op te lossen. Bij Boerderij van de Toekomst zoeken we samen met boeren naar haalbare oplossingen die bijdragen aan een duurzame landbouw en een eerlijk verdienmodel.”

Was dat de aanleiding om Boerderij van de Toekomst op te richten?

“Al een tijdje waren we in ons onderzoek met verschillende deeloplossingen bezig: meer variatie in gewassen op hetzelfde perceel door middel van strokenteelt; een systeem met vaste rijpaden, waarbij niet langer wordt gereden op de grond waarop je teelt; de gewasbescherming van de toekomst… Al die deeloplossingen zijn nu samengebracht en vormen Boerderij van de Toekomst.”

Wat zijn de voordelen van strokenteelt?

“In geval van minder effectieve gewasbeschermingsmiddelen en monoculturen kan op het moment dat een gewas ziek wordt, die ziekte zich over het hele perceel uitbreiden. Dan gaat de hele oogst eraan – zo’n groot veld met daarop maar één gewas is voor plagen tafeltje-dek-je. Maar als je door middel van stroken meerdere gewassen naast elkaar gaat telen, bouw je een soort social distancing in, er zitten barrières tussen: één strook met een bepaald gewas wordt ziek, maar doordat de daarnaast liggende stroken niet vatbaar zijn voor die ziekte bescherm je het hele veld. Variatie in begroeiing trekt bovendien meer soorten insecten aan, die helpen bij de natuurlijke bestrijding van plagen. Een ander voordeel van stroken is dat je continuïteit en beschutting biedt aan deze natuurlijke vijanden van plaaginsecten, zoals lieveheersbeestjes en spinnen. Gewassen worden op verschillende tijdstippen geoogst, dus blijft er geen kale akker achter en kunnen insecten naar een naastgelegen strook vluchten om te overleven. Bovendien staat er het hele jaar door wel een gewas op het veld, wat ook bijdraagt aan hun overlevingskansen. Dit soort natuurlijke systemen wordt belangrijker naarmate de boeren minder gewasbeschermingsmiddelen tot hun beschikking hebben.”

Hoe breed zijn die stroken?

“We hebben hier stroken van drie meter breed, die zijn misschien niet zo praktisch maar laten wel het best de effecten van strokenteelt zien. Zij worden gescheiden door rijpaden van 15 centimeter breed, waarover onze machines rijden – dus de stroken zitten dicht op elkaar. Ook hebben we stroken die meer praktijkgericht zijn en aansluiten op de praktische maat van grote machines als sproeiers en kunstmeststrooiers. Dat zijn feitelijk zeven stroken van drie meter, de werkeenheid van onze machine, gescheiden door de rijpaden. Dus die stroken hebben een totale breedte van 22,05 meter. Op die manier kunnen boeren zonder grote investeringen in nieuwe machines te doen, toch naar stroken overstappen.”

Welke gewassen kunnen het best naast elkaar staan?

“Er zijn in Flevoland een paar gewassen waar een akkerbouwbedrijf aan verdient – aardappelen, uien, winterpeen en wortelen. Als je op dezelfde grond echter alleen aardappelen zou telen, dan worden ze steeds meer aangetast door bodemziektes. Die moet je afwisselen met andere gewassen, om de grond gezond te houden. Graan is zo’n rustgewas. Daar verdien je niets aan, maar als je het niet teelt, zou je een probleem in de aardappelen krijgen. Wij noemen graan een service crop, eigenlijk verleent hij puur een dienst aan de aardappel. Landbouwgrond in Flevoland is de duurste van heel Nederland, dus liefst telen de boeren maximaal aardappelen en zo min mogelijk graan. Maar voor de bodemkwaliteit zou je eigenlijk iets meer graan moeten telen. Daarom wisselen wij in cycli van acht jaar de hoogrenderende gewassen, die een behoorlijk beroep op de bodem doen, steeds af met een gewas waardoor de bodem iets tot rust komt: graan, veldboon of grasklaver. Dus op één strook doen we om en om intensief gewas en rustgewas. Onze volgorde in die acht jaar is: aardappel, rustgewas, peen, rustgewas, aardappel, rustgewas, ui, rustgewas – en dan weer van voor af aan. De stroken naast deze strook hebben een ander plan, om te voorkomen dat een ziekte die in de grond achterblijft, in de naastgelegen strook hetzelfde gewas ziek kan maken in het volgende jaar. Je hebt dus met heel wat variabelen te maken, wat het nog een hele puzzel maakt om voor acht jaar te bepalen welke gewassen het meest geschikt zijn op welke strook op welk moment.”

Kleven er ook haken en ogen aan de strokenteelt?

“Strokenteelt is geen wondermiddel dat alle problemen oplost. De coloradokever, een van de weinige insecten die aardappel kan eten, heeft weinig natuurlijk vijanden, overwintert in de grond en vliegt makkelijk van de ene naar de andere strook. Toevallig heeft iemand in ons netwerk een prototype van een machine gemaakt die de kever mechanisch uit de aardappel verwijdert en opvangt. We lopen tegen dingen aan, maar via ons uitgebreide netwerk worden vaak oplossingen aangeboden. Zoals gezegd kiezen wij als oplossing voor bodemverdichting voor vaste rijpaden voor een drie meter brede trekker. Met dit systeem kan je bijna alle bewerkingen uitvoeren, behalve de oogst, want voor oogsten heb je zwaardere machines nodig. Er komt tijdens het oogsten veel gewicht van het land: variërend van 10 ton graan per hectare tot 120 ton peen, de absolute kampioen. Daar heb je groot materieel voor nodig. Met de oogstmechanisatie op rijpaden zijn we momenteel bezig. Zolang deze machines er niet zijn, schakelt niemand over op ons systeem. En zolang niemand dat systeem gebruikt, is er geen vraag naar nieuwe machines. Wij zijn continu op zoek naar samenwerkingen met innovatieve bedrijven, startups en investeerders, in dit geval om ons te helpen bij het bouwen van een prototype van zo’n lichtgewicht oogstmachine. Daar zit een ondernemersrisico aan vast, maar op het moment dat wij die machine hier kunnen tonen, weet ik zeker dat boeren snel willen overstappen op het rijpadensysteem. Dat scheelt ze die 10 à 20 procent opbrengst die ze nu verliezen door bodemverdichting.”

Dus voor die stap voorwaarts zijn jullie mede aangewezen op andere bedrijven?

“Ja. Om samen oplossingen te bedenken. Maar ook om verdere onderzoeken te doen. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit steunt ons de komende vier jaar financieel, maar de tijd snelt vooruit, er zullen altijd nieuwe uitdagingen opdoemen. Zoals robotisering. Die ontwikkeling staat nog helemaal aan het begin. Wettelijk gezien mag je een robot niet onbeheerd laten werken, dus het idee om hem 24/7 door te laten gaan, dat kan helemaal niet. En technisch gezien moet er nog heel veel gebeuren. Een robot onkruid laten wieden? Dan moet je een machine softwarematig leren om het onkruid van het gewas te onderscheiden. Dat is zo ingewikkeld. We hebben de techniek hard nodig, maar de ontwikkeling daarvan gaat niet snel. Ideaal zou zijn om straks een drone boven de velden te laten vliegen die in de gaten houdt waar iets niet goed gaat, waarna een robot wordt aangestuurd om het probleem ter plekke op te lossen. Nou, dat gaat nog wel even duren. Stel dat je een robot leert om één druppeltje bestrijdingsmiddel op een onkruid te sprayen, zodat je niet alle planten hoeft te bespuiten. Mocht straks dat middel wegvallen, dan zit je met een robot die druppeltjes kan sprayen, maar heb je geen druppeltjes meer. Er zit dus een afbreukrisico aan de ontwikkeling van zo’n robot. We hebben de techniek heel hard nodig, maar we moeten ook naar een ecologisch robuust systeem, met weerbare rassen en stroken waardoor ziektes niet snel worden verspreid. Die combinatie moet je maken, je kunt niet alles van techniek laten afhangen. We hebben wel de techniek nodig, maar we willen ons er niet helemaal van afhankelijk maken. Technologie moet dienend zijn, niet leidend. We zijn nu bezig met een innovatieagenda: kijkend naar ons doel in de toekomst en de randvoorwaarden, gaan we met experts benoemen wat voor technologie we daarvoor nodig hebben. ‘Dit is wat we willen, wie gaat dat voor ons ontwikkelen?’ Mijn droom is dat een aantal grotere partijen een innovatie-ecosysteem rond Boerderij van de Toekomst gaat opzetten. Dan denk ik aan overheden en ontwikkelingsmaatschappijen, maar ook partijen die vanuit een maatschappelijke verantwoordelijkheid willen bijdragen aan de verduurzaming van ons landbouwvoedselsysteem, aan organisaties die startups ondersteunen, zoals Start-Life dat food & agri startups ondersteunt om zich te ontwikkelen in bedrijven, de klassieke kapitaalinvesteerders en bijvoorbeeld ook partijen die willen experimenteren met nieuwe, duurzamere, ketenconcepten.”

MASTERS #43

Pre-order MASTERS via the button below with substantive reports, great photography and unique brands, trends and places around the world.

MASTERS #43