Search
Close this search box.
Search
Close this search box.

Sanne Wevers: Turndiva pakt de regie

In 2016 was ze de eerste Nederlandse vrouw die olympisch goud bij het turnen won. Toch schoven bobo’s Sanne Wevers respectloos aan de kant tijdens de door grensoverschrijdend gedrag ontstane crisis binnen het topturnen. Daardoor flopten de Spelen in Tokio en besloot ze het voor gezien te houden. Ruim een jaar later is de 31-jarige turndiva terug. Om tijdens de Olympische Spelen in Parijs nog één keer te pieken. Daarvoor heeft ze de eerste professionele turnploeg ooit opgezet, afzonderlijk van de organisaties die haar hebben laten vallen. Hierover, en nog veel meer, praat Sanne Wevers met Jaap de Groot.
John van Helvert

Je bent er een jaar uit geweest, toch werd je binnen een half jaar alweer Europees kampioen.

“Natuurlijk heb ik mijn conditie bijgehouden, maar aan turnen heb ik echt een jaar helemaal niks gedaan. Ik volstond met hardlopen en fitnessen. Wel met het idee om de optie van een terugkeer open te houden. Bovendien houdt stoppen niet in dat je dan ook als sportliefhebber stopt. Als zo veel trainingsuren ineens wegvallen, dan is dat niet alleen lichamelijk een shock, maar ook geestelijk. Dat lopen houd ik nu nog bij. Het heeft me qua fitheid veel gebracht.”

Hoe kwam je jouw sabbatical jaar door?

“Ik kwam uit een moeilijke tijd en er was veel te verwerken, veel om over na te denken, af te vragen waarom dingen zijn gegaan zoals ze gegaan zijn en af te vragen of ik het misschien toch anders hadden kunnen doen. Lering trekken, ook vanuit de gedachte hoe we de zaken moesten aanpakken als ik zou terugkomen. Om vooral minder afhankelijk te zijn en meer mijn eigen routes te kunnen kiezen. Dat soort gedachtes zijn heel lang en heel intens aanwezig geweest. Daarnaast heb ik ook leuke dingen gedaan. Zoals het opzetten van mijn eigen turnpakjeslijn, presentaties bij bedrijven en een spreekcursus Engels. Maar waar ik vooral achter ben gekomen, is dat ik nu nog beter weet wat me motiveert en dat ik heel graag mezelf verder blijf ontwikkelen. Exact datgene wat ik mijn sport terugvind. In het topturnen ben ik altijd bezig de grens te verleggen en iets nieuws uit te proberen.”

Zo begon het topturnen toch weer te lonken.

“Klopt. Tijdens de presentaties kwam ik erachter dat het heel gemakkelijk is om over topsport te praten, maar dat erover praten niet in de buurt komt van hoe het werkelijk is. Het dilemma is dat als je na de clichés iets meer de diepte ingaat, je maar moet afwachten of het publiek het nog blijft volgen. Het verkondigen voelt als iets wat easy is, terwijl ik weet hoeveel er werkelijk achter zo’n prestatie zit. Dat verschil was voor mij zo groot dat het me zelfs ging tegenstaan. Het gemak om er zo over te praten, terwijl de realiteit zo complex is. Dat triggerde me om nog een keer te ervaren hoe moeilijk het is, weer de uitdaging te voelen en daarvoor te gaan.”

Hoe wrang is het dat buitenstaanders topsport beoordelen op basis van hun normen?

“Dat is heel lastig. Natuurlijk zijn er overal kaders en grenzen, alleen als dat van buiten jouw wereld wordt bepaald, is dat heel gek. Je laat de gewone burger toch ook niet de militaire norm binnen Defensie bepalen? Degenen die de besluiten namen stonden veel te ver van ons af. Neem de beoordeling van coaches en de keuzes die daarin gemaakt zijn. Soms heeft een stemverheffing te maken met veiligheid van iemand die verslapt tijdens de training van een risicovol onderdeel. De coach doet dat in het belang van de atleet om een ernstig ongeluk te voorkomen. Buitenstaanders die zo’n detail niet zien of begrijpen, kijken daar wellicht raar tegenaan. Ik merkte dat vooral toen we ineens andere coaches toegewezen kregen. Alsof dat zomaar kan. Op ons niveau zijn coaches jarenlang meegegaan in de ontwikkeling van een oefening. Ze kennen onze bewegingen en weten waar ze tijdens een uitvoering moeten staan, juist voor als het mis mocht gaan. Ook vaak wisselend van posities. Iemand die dat niet weet en gewoon aan de zijkant van een toestel gaat staan, wat uiteindelijk ook is gebeurd, vergroot het risico voor de sporter. En dus ook zijn of haar veiligheid. Daar had ik veel moeite mee. Niet alleen dat mensen zonder gevoel voor topsport beslissingen voor die topsport namen, maar het ook over een veilige omgeving hadden, terwijl ze die zelf heel onveilig hadden gemaakt.”

 

Hoe vond je het dat Marieke van der Plas en Mark Meijer, twee mensen die jouw olympische droom hebben vernietigd, na Tokio bij de KNGU vertrokken?

“Ergens verwacht je het ook. Marieke van der Plas is nu weer directeur bij Rutgers, expertisecentrum seksualiteit. En tegen Mark Meijer heb ik onder meer gezegd: ‘Voor jou is het een baan, voor ons is het ons levenswerk.’ Dat verschil in intensiteit van hoe je iets beleeft, geeft aan hoe groot het verschil is.”

Met als gevolg dat je een professioneel turnteam bent begonnen en je nu zelfstandig op de Spelen van 2024 kan voorbereiden. Wanneer is dat idee ontstaan?

“Het idee is niet echt bij mij ontstaan, maar hier in Varsseveld, waar een opleiding voor de topsportsectie geregeld is. Alleen dreigde de doorstroming in de regio volledig weg te vallen. Topturncentrum Nijmegen was niet veel meer en Almelo stopte er mee. Om het bestaansrecht van Varsseveld te garanderen, moest er hier een topcoach komen met een seniorenploeg. Zo is het idee ontstaan om mijn vader en mij hier naartoe te halen. Gefinancierd door ondernemers uit de Achterhoek die het initiatief zien zitten en zo hun regio extra op de kaart hopen te zetten. Ik ben er op de achtergrond bij betrokken geweest, want de lijntjes lopen vooral via mijn vader. Vorig jaar zomer is met een klein groepje gestart en ik ben in oktober aangeschoven. Meteen merk je dat zo’n hele gemeenschap erachter staat. Dat voelt heel gaaf, dat je weer te maken krijgt met mensen om je heen die in je geloven. Dat alleen al was bijzonder om te voelen. En het klopt hier. Voor zowel mij als Naomi Visser en Sara van Disseldorp. Alle faciliteiten voor een topsportploeg zijn prima voor elkaar, net als de huisvesting. Ook allemaal geregeld door een handjevol ondernemers.”

En financieel?

“We praten over een budget van een paar ton, waarvan 75.000 euro is gebruikt om de hal aan te passen. Mijn droom is ooit een professionele ploeg op te zetten met ook goede contracten voor de turnsters. Dat is de volgende stap.”

Hoe kom jij nu aan je inkomsten? Is er nog een toelage van NOC*NSF?

“Sinds het gewonnen EK maak ik weer kans op een A-status. Die heb ik officieel nog niet terug. Dus de inkomsten zijn nog lastig, maar als sporter heb ik niet veel nodig. Het is natuurlijk wel de bedoeling dat al mijn aandacht naar de sport gaat en dat ik daarnaast niet hoef te werken. Daarom is het wel fijn als ik weer die A-status heb.”

Is er in Nederland wel een basis voor een commerciële turnploeg?

“Moeilijk om in te schatten. Professionaliteit gaat natuurlijk samen met commercie. Qua zichtbaarheid kunnen we nog leren van andere sporten en moeten we beter inschatten waar mensen daadwerkelijk naar willen kijken. Voordeel is dat turnen mooi is om te zien. Echt een kijksport. Maar hoe haal je daar meer uit? Hoe maak je het zichtbaarder, hoe maak je het interessanter voor een sponsor en wat krijgt die ervoor terug? Ik heb daar zelf wel mooie ideeën over. Maar om dit door te ontwikkelen raak je wel steeds verder verwijderd van het verenigingsdenken, dat nog stevig in het turnen verankerd zit. Allemaal stappen die nog gemaakt moeten worden.”

Hoe is de relatie met de turnbond, toch een van de melders van je inmiddels vrijgesproken vader?

“Er zijn nieuwe mensen gekomen met wie we in ieder geval positief in gesprek zijn. Niet veel meer dan dat. We hebben elkaar nodig, want uiteindelijk hebben we dezelfde doelstelling. Als we elkaars route daarin kunnen respecteren, dan hebben we op dit moment de beste combi. Ik loop al heel lang mee en weet dat we gewoon een andere taal spreken. Daarin moet je elkaar vrijlaten, want uiteindelijk kan de bond, en ook de breedtesport, veel aan de topsport hebben. Maar dan moet het wel gezien en erkend worden als een andere branche. Zo kan je topsport weer meer terug naar de topsport brengen. Om het uiteindelijk een kant op te sturen dat het een erkende beroepsgroep wordt. Met daaronder een erkende topsportopleiding, waardoor topsporters daadwerkelijk kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de sport.”

Na het goud in Rio en het echec van Tokio is Parijs weer het doel.

“Inderdaad. Parijs staat voorop. Nog één keer alles in het teken voor dat ene moment. Dat is waar ik nu voor leef.”

En daarna?

“Qua actieve carrière is het dan wel voorbij. Dat wil niet zeggen dat ik toe ben aan iets anders, want ik vind nog steeds de meeste uitdagingen in het zijn van topsporter. In het verleggen van grenzen en stappen maken. Dat vraagt alles van me en daar blijf ik binnen de topsport naar op zoek.”

MASTERS MAGAZINE #54

Het gehele interview met Sanne Wevers lezen? De zomereditie is een frisse cocktail van ondernemerschap en sport. In deze editie passeren enkele ondernemers uit de Champions League van het zakendoen de revue. Onder wie Freddy Heineken en hospitality tycoon Richard Caring, wiens uitdijende imperium het ‘restaurant-equivalent van LVMH’ wordt genoemd. Zakendoen is topsport, maar topsport is ook zakendoen. Neem de Formule 1: de sport ontwikkelt zich steeds meer tot een octopus met armen die alle aspecten binnen onze samenleving raken. Jaap de Groot onderzocht hoe miljoenen in miljarden worden omgezet. Verder interviews met turnster Sanne Wevers, tweesterrenchef Guido Braeken, hotellier Robert-Jan Woltering, designer Maarten Baas en Rico dus, samen met zijn Naomy. Ook de ‘King of Kickboxing’ ontpopt zich als octopus (met héél sterke armen): als ondernemer is hij in verschillende branches actief. “Als ik later terugkijk, wil ik niet denken ‘had ik maar dit of dat’. Ik wil gewoon, boem, gasgeven, leuke dingen doen, genieten.” Boem, de nieuwe MASTERS: geniet ervan!

Bestel hier MASTERS Magazine #54