Search
Close this search box.
Search
Close this search box.

Nienke Hoogvliet: Designer van de nieuwe wereld

Met haar studio richt Nienke Hoogvliet zich op het ontwikkelen van duurzame materialen en producten die kunnen bijdragen aan een meer holistische wereld. Design als tool voor nieuwe perspectieven! MASTERS zocht Nienke, die wordt gezien als een van de belangrijkste ontwerpers van de nieuwe, groene, generatie Dutch designers, op in haar studio in Den Haag. “Het begint bijna altijd met een frustratie of fascinatie. Hè, hoe kan dit?”

Hoe is jouw fascinatie voor design ontstaan?

“Ik heb de handen van mijn moeder en het hoofd van mijn vader. Mijn moeder was altijd aan het maken; ik ben echt opgegroeid tussen de lappen stof en zal al vrij jong achter de naaimachine. Ik wilde maken en besloot naar de kunstacademie te gaan. Daar leerde ik steeds beter hoe je met kunst of design een verhaal kan vertellen en ook iets kan veranderen in de wereld. Dat heb ik van mijn vader: die is heel idealistisch en helemaal niet materialistisch.”

Wat was zijn ideaal vroeger?

“Als directeur van een woningbouwcoöperatie is hij altijd heel erg bezig geweest met sociale projecten. Hoe kan je de diverse lagen in de maatschappij samenbrengen? Hoe kan je voor het milieu dingen doen? Dat soort dingen heb ik van hem meegekregen.”

Wat was jouw allereerste creatie?

“Vrij snel op de Willem de Kooning Academie heb ik een soort lichaamsdelen van stof gemaakt, waarbij ik voor ieder lichaamsdeel een andere techniek toepaste. Het ene been had ik helemaal met kraaltjes afgezet, voor het andere had ik stof verbrand en dat er in reepjes op genaaid. Ik vond het zo waanzinnig om te doen! Toen al wist ik dat ik later mijn eigen ontwerpstudio wilde.”

Nadat jij in 2013 was afgestudeerd, ben je direct jouw eigen studio begonnen. In hoeverre speelt Tim Jongerius daar een rol in?

“Tim is mijn vriend, met wie ik sinds mijn zestiende samen ben. Hij heeft een achtergrond in architectuur. We hebben wel een aantal projecten samen gedaan, en zullen dat ook blijven doen. Maar Studio Nienke Hoogvliet staat daar verder los van.”

Met jouw design wil je verhalen uitdragen: hoe ontstaan die?

“Het begint bijna altijd met een frustratie of fascinatie. Dat kan iets zijn in de maatschappij, het milieu, ik lees iets, maak iets mee… Hè, hoe kan dit? Hoe zit dit in elkaar? Ben ik het daarmee eens? Dan ga ik onderzoek doen, bijvoorbeeld door te lezen of mensen te interviewen. En vandaaruit ga ik nadenken hoe ik dit verhaal kan vormgeven om het te delen met de wereld. Dus het vormgeven zelf komt pas in een latere fase.”

Er is genoeg om je aan te ergeren in de wereld. Wat houd je momenteel het meest bezig?

“Ik ben nu heel erg bezig met waarde en waarden. Hoe krijgt een product zowel financiële als emotionele waarde? En hoe wordt dat onderscheid gemaakt door mensen? Want heel vaak vinden mensen iets al snel te duur, terwijl ze niet weten wat er allemaal voor nodig is geweest om het te maken. En als ze dat wel zouden weten, zouden ze dan niet denken ‘oh, maar dat heb ik er voor over’?”

Bedoel je dat je beter meer geld kunt uitgeven aan iets wat duurzaam is.

“Ja. Voor de een zal biologisch vlees heel erg belangrijk zijn, voor iemand anders gaat het misschien over de arbeidsomstandigheden waaronder iets gemaakt is of de CO2-uitstoot die daarmee gepaard gaat. Op het moment dat je weet hoe iets tot stand is gekomen, kun je beoordelen of het ook aansluit bij jouw waarden als mens. Dat betekent dan waarschijnlijk ook dat je er meer geld voor over hebt en er langer mee zal doen. Als jij heel trots bent op een product dat je koopt, dan ga je het misschien eerder laten repareren dan dat je het naar de kringloopwinkel brengt.”

Wat kwam eruit toen je met dat verhaal over waarde en waarden aan de slag ging?

“Dit project heb ik helemaal samen gedaan met Tim. Hoe meer we ons erin gingen verdiepen, hoe ingewikkelder het werd. Het is zo persoonlijk, wij kunnen daar niet als ontwerper een uitspraak over doen. Wij kunnen niet zeggen ‘dit zijn de juiste waarden of dit is de juiste waarde’. Daarom hebben we ervoor gekozen om een interactieve installatie te maken, Value // Values geheten, en die in oktober 2021 te presenteren op de Dutch Design Week. We hebben twee vloerkleden gepresenteerd, allebei van wol, het ene gemaakt in Nederland, het andere in Armenië. Daarbij hebben we de hele productieprocessen gevolgd, van schaap tot vloerkleed. Eerst vroegen we aan de bezoekers wat zij dachten dat de vloerkleden zouden kosten als je ze in Nederland in de winkel zou kopen, zonder dat ze iets wisten over het maakproces. Aan de achterkant van de kleden was een bon zichtbaar waarop alles werd gespecificeerd: waar de schapen hebben geleefd, wat ze te eten hebben gekregen, hoe oud ze zijn geworden, hoeveel er nodig zijn geweest om deze wol te maken… Echt alles. En ook de kosten daarbij. Vervolgens vroegen we aan mensen om te beoordelen hoe belangrijk zij bepaalde waarden vonden, dus bijvoorbeeld dierwelzijn, arbeidsomstandigheden, esthetiek… Uiteindelijk hebben we ze gevraagd om een eindoordeel. Vonden ze de kleden, nadat ze op de hoogte waren gebracht van het hele maakproces, nog hetzelfde waard of waren ze van mening veranderd? Daar hebben 4.500 mensen aan meegedaan. Heel veel schaamden zich hoe ver ze ernaast zaten. Het Nederlandse vloerkleed zou tienduizend euro moeten kosten, het Armeense rond de vijf- à zesduizend.Je hoorde opmerkingen als ‘wat erg dat ik naar de IKEA ga om daar een kleed van een paar honderd euro te kopen’. Voor heel veel mensen was het confronterend. Ik ben nu alle reacties aan het verwerken, daar komt ook een boek van. Daarnaast hebben we een overzicht gemaakt van wat het hele project heeft gekost: aan uren, wat we hebben gekregen aan subsidie, wat wij er zelf in hebben gestoken… Dan zie je dat zo’n project financieel eigenlijk helemaal niet haalbaar is.”

Hoeveel heeft het project gekost?

“150.000 euro, van A tot Z. We hebben 22.500 euro subsidie gekregen en daarmee hebben we net alle kosten weten te dekken: de productie van de kleden, de fotografie, dat soort dingen. Wij hebben er alleen maar uren ingestoken en er niets aan verdiend. Het project heeft ons dus geld gekost. Dat is niet duurzaam, in de zin dat ik niet elk jaar zo’n project kan doen. Ik wil daarom voor mijn studio naar een transparant verdienmodel toe, waarin ik mensen kan laten zien dat commerciële projecten misschien duurder zijn omdat ik dat eigen werk ook wil blijven maken.”

Deze foto en foto boven: De installatie Value//Values: twee kleden van wol- het ene gemaakt in Nederland, het andere in Armenië- met op de achterkant een bon met specificaties en kosten van het maak proces. Fotografie: Hannah Braeken

In hoeverre helpt zo’n verhaal daadwerkelijk aan een betere wereld?

“Ik werk volgens een systeem met drie impactniveaus. Het eerste niveau is het verkondigen van mijn verhaal via een prototype – een uniek stuk dat hopelijk in een museumcollectie terechtkomt – en daarmee bewustzijn creëren bij degenen die dat zien; het tweede niveau is het maken van een limited edition om te bewijzen dat het kan worden opgeschaald; het derde niveau is massaproductie of in elk geval implementatie in de industrie. Een voorbeeld is natuurlijke textielverf van zeewier: daarmee ben ik ooit in mijn studio begonnen, op kleine schaal. Nu gaat het van fase twee naar drie, zodat het echt gebruikt kan worden in die industrie. Daartoe is de start-up Zeefier in het leven geroepen, waarvan ik co-founder ben, die zich richt op het door-ontwikkelen van deze verf. Momenteel wordt samengewerkt met wetenschappers en industrie, en bestaat het idee om daadwerkelijk een fabriek te bouwen.”

Hoe kom je erop: verf van zeewier?

“Ooit heb ik bij een Belgische garenleverancier een garen van zee-algen gekocht. Daar heb ik Sea Me van gemaakt: een tapijt van zee-algengaren met de hand geknoopt in een oud visnet. Zeewiergaren was al op de markt, ik wilde er alleen meer bewustzijn voor creëren. Maar ik werd overspoeld door aanvragen van bedrijven die ook met dit garen wilden werken. Ik benaderde de leverancier en stelde voor om te gaan samenwerken. Maar dat bedrijf was na tien jaar hard werken het geloof in het materiaal verloren en trok de handen ervan af.Ik besloot het zelfstandig op te pakken, maar wilde dan wel onderzoeken hoe dat zeewier optimaal te benutten. Naast het component waaruit het garen wordt gemaakt, bevatte het misschien nog componenten voor andere toepassingen, zoals de kleurstof. Het bleek dat uit verschillende soorten wier veel verschillende kleuren konden worden gemaakt: bruin, oranje, groen, roze, paars, geel, rood… Toen wist ik: dit moet niet klein blijven, dit moet de industrie in. De textielindustrie is, na de olie-industrie, de meest vervuilende industrie ter wereld.Het verbaasde me dat niemand erover nadacht dat als je een shirt in de winkel koopt, dat dat slecht voor zowel de eigen gezondheid als voor onze omgeving kan zijn. Er zitten gewoon kankerverwekkende middelen in. Is dat het je waard om er leuk uit te zien? En hoe kan een industrie daar dan okay mee zijn? Het grote voordeel van zeewier is dat het een heel duurzame grondstof is: het groeit snel en heeft CO2 nodig als een voedingsstof. Textielverf daarentegen wordt gemaakt van schadelijke chemicaliën en is bovendien, anders dan zeewierverf, nauwelijks afbreekbaar.”

Kun jij met alle kennis die je hebt nog wel normaal kleding shoppen?

“Nee. Ik koop alleen nog tweedehands en alleen maar natuurlijk, dus niets met synthetische stoffen erin.”

Jij woont in Den Haag: ontstaat zo’n idee voor Sea Me terwijl je over het strand loopt?

“Inderdaad. Ik liep over het strand en zag daar al dat plastic liggen – dat was nog voor de tijd dat er over plasticsoep werd gepraat. Ik dacht: als er zo veel plastic op het strand ligt, dat bovendien regelmatig wordt schoongemaakt, hoeveel drijft er dan wel niet in zee? Daar wilde ik aandacht voor vragen, maar wel op een positieve manier: door te laten zien hoeveel potentie de zee ook heeft als het gaat om nieuwe duurzame materialen en waarom we dus ook voorzichtig met de zee moeten omgaan. Die twee contrasten – vervuiling en oplossing – heb ik geprobeerd samen te brengen in dat ene kleed.Ik vind trouwens dat in die hele duurzaamheidsdiscussie vaak nog te kortzichtig gekeken wordt. Er zijn nu bedrijven die zich afficheren als duurzaam omdat zij bijvoorbeeld textiel maken van plastic uit zee. Maar wat zij zich niet realiseren is dat als je dat textiel in de wasmachine doet, er via het afvalwater zo veel microplastics in de zee vrijkomen dat eigenlijk het probleem helemaal niet wordt opgelost. Veel mensen beseffen niet dat je naar heel veel verschillende aspecten van een probleem moet kijken om daadwerkelijk een oplossing te vinden. Het gaat erom dat je zo allesomvattend mogelijk te werk gaat. Als je een oplossing bedenkt, moet die niet ergens anders weer een probleem opleveren.”

Een andere nieuwe duurzame toepassing van jouw hand is Mourn: een urn die grondwatervervuiling tegengaat.

“Ik heb een aantal jaar samengewerkt met de Nederlandse Waterschappen. Zij zijn bezig om zo veel mogelijk materialen te ontwikkelen uit het waterzuiveringsproces. Eén daarvan is PHA, een bio-plastic. De bacteriën die dat afvalwater schooneten produceren een vetzuur dat eigenschappen heeft die lijken op plastic, maar volledig afbreekbaar is. Zij hebben mij de opdracht gegeven om van dat materiaal iets te maken waaruit zichtbaar wordt hoe mooi en functioneel die afbreekbaarheid kan zijn. Dat is best even stoeien, want als designer wil je natuurlijk dat een product dat je ontwerpt juist lang meegaat. Omdat het lichaam altijd teruggaat naar de natuur, ben ik de duurzaamheid rond begraven en cremeren gaan onderzoeken. Daar is Mourn uit ontstaan, een urn die gemaakt is door as en bio-plastic te mengen. Zolang die urn binnen staat, zal er niets aan veranderen. Zo gauw je hem buiten plaatst, zal de PHA langzaam afbreken waardoor de as vrijkomt. Omdat planten en organismen op deze manier de tijd krijgen om de as te verwerken, voorkom je bodem- en grondwatervervuiling. Want normaal als as wordt uitgestrooid, loopt die gelijk met de regen de aarde in en komt in het grondwater terecht.”

In welke fase zit de urn momenteel?

“Hij zat bijna in fase twee, maar het is te veel om naast een studio en Zeefier er nog een start-up bij te beginnen. Dus ik heb dat even op pauze gezet. Ik heb veel plannen en ambities, maar slechts twee handen.”

Weer een andere opdracht van de Nederlandse Waterschappen resulteerde in het project Waterschatten. Vertel.

“Elk jaar wordt 180.000 ton toiletpapier door de Nederlandse wc’s gespoeld. Dat staat gelijk aan 180.000 bomen. Met zeer verfijnde zuiveringsinstallaties filteren de Waterschappen de cellulosevezels van toiletpapier uit het afvalwater, die ze vervolgens zonder gebruik van chemicaliën hygiëniseren. Dan heb je dus eigenlijk weer hartstikke bruikbare papierpulp, hoewel er niet opnieuw wc-papier van kan worden gemaakt – daarvoor is de vezel te kort geworden. Door de pulp opnieuw te gebruiken, hoeven er minder bomen te worden omgehakt.Waar de Waterschappen tegenaan liepen: veel bedrijven durfden het niet aan om met dat materiaal te werken, omdat het idee van gebruikt wc-papier hergebruiken niet heel fris is. Vandaar dat ze mij vroegen om er iets mee te maken, waardoor mensen de schoonheid en waarde ervan zouden inzien. Van deze pulp heb ik onder meer tafels, schalen en lampen gemaakt – een hele huiskamersetting – om een positieve associatie met het materiaal te creëren. Ook zou het materiaal kunnen worden gebruikt als afdruipremmer in asfalt. Normaal zitten er steentjes in asfalt en daar wordt papier aan toegevoegd om te zorgen dat ze niet naar de bodem zakken, maar als het ware blijven drijven op het asfalt. Zo ligt er al een fietspad in Friesland dat met deze pulp is gemaakt.”

Jouw studio bestaat bijna tien jaar. Hoe gaan de volgende tien jaar eruitzien?

“De afgelopen tien jaar heb ik nodig gehad om mezelf te vinden, om echt te weten wie ik wil zijn als ontwerper en welke verhalen ik wil vertellen. De volgende tien jaar wil ik dat door-ontwikkelen en dan hoop ik dat er genoeg financiële middelen zijn om eigen projecten te blijven doen. En daarmee mensen te prikkelen. Ik wil consumenten en industrie laten zien dat het anders kan. Hoe meer die zich ervan bewust worden, hoe meer druk er richting de overheid ontstaat. Mijn design moet leiden tot nieuwe perspectieven en uiteindelijk een betere wereld.”

MASTERS MAGAZINE

In de zomereditie van MASTERS een interview met Sven Kramer, een rijimpressie van de Bugatti Chiron Super Sport en een onderzoek naar het Effect van Max. Maar bovenal komen mensen aan bod die licht brengen in de duisternis. Zoals Henk Jan Beltman, die Tony’s Chocolonely overnam omdat je met een bedrijf de wereld mooier kan maken. Chef-kok Emile van der Staak, die de ambitie heeft om onze eetcultuur te veranderen en daarom kookt met planten en groenten die hij betrekt uit het voedselbos. Designer Nienke Hoogvliet, die natuurlijke zeewierverf als alternatief voor schadelijke textielverf heeft geïntroduceerd. En Anna Nooshin, die de huidige socialmediacultuur van de mooie plaatjes hekelt. In haar documentaire deelt ze ook de minder mooie aspecten uit haar leven. Stuk voor stuk mensen die vragen stellen, spiegels voorhouden, stappen maken. Stappen naar een gezondere wereld en meer begripvolle samenleving.

 

MASTERS #50