Search
Close this search box.
Search
Close this search box.

Sterrenchef Margo Reuten kookt in Restaurant M. op MASTERS EXPO

Sinds 1993 runnen Margo Reuten (Maasbracht, 1965) en haar partner Petro Kools (Valkenburg, 1965) hun eigen restaurant Da Vinci. De mooiste hoogtepunten werden afgewisseld met peilloze dieptepunten. Wat altijd constant is gebleven: hun liefde voor elkaar en het vak. “Wij gaan niet voor honderd, maar voor duizend procent.” Sterrenchef Margo Reuten zal ook haar beste gerechten serveren in Restaurant M. op MASTERS EXPO. Dat wil je niet missen natuurlijk!

Tekst: Bart-Jan Brouwer
Beeld: Esther Quelle

In het fraaie pand aan de haven van Maasbracht worden we hartelijk ontvangen door Petro Kools. De jas wordt aangenomen en terwijl de koffie donker druppelt, leidt de meestergastheer ons rond door het restaurant. Eyecatcher van jewelste is een zwarte Fiat 500 uit 1967 die pontificaal in de entree staat. “Voor de productie van ons boek waren we in 2003 met een hele club in Pietralunga in de provincie Perugia. Onder een wijntje zei ik gekscherend dat ik een Fiat 500 wilde. Drie maanden later stond er eentje met Italiaans kenteken voor de deur. En sinds 2012 áchter de deur.” Vroeger was op deze plek een grand café gevestigd met op de bovenverdieping het Scheepvaartmuseum. Het gebouw is een ontwerp van architect Maarten Engelman, die zich heeft laten inspireren door de scheepvaart. Dat is terug te zien in de kleuren, materialen en vormgeving. Alsof je een kajuit binnenstapt! Alleen hoef je hier niet bang te zijn dat je je hoofd stoot. Het is hoog en ruim en tegelijkertijd warm en sfeervol. Mede door de kunst, waaronder sculpturen van de Maastrichtse glaskunstenaar Peter Bremers. We genieten ‘op het dek’ van onze koffie, terwijl we uitkijken over de grootste binnenhaven van Nederland. Na de innemende ontvangst van Petro neemt zijn partner Margo het roer van hem over. Zij zet koers naar haar jeugd, die zich afspeelde op een boerderij op driehonderd meter van het restaurant. “Hier links de hoek om, een stukje verder aan de rechterkant, daar ligt mijn ouderlijk huis. Het was vrijheid, blijheid in mijn kinderjaren. Ik ben de oudste van vier, ik heb nog twee zussen en een broer. We hadden alle groenten die je maar kunt bedenken, in de boomgaard groeiden appels, peren en pruimen, er liepen schapen, koeien, kalfjes en kippen rond… Als kinderen al hielpen wij zo veel mogelijk mee op de boerderij: wij verzorgden de kippen, plukten fruit, hielpen met koken, dopten doperwten voor de inmaak… Dat waren de lekkerste en dikste doperwten die je je maar kunt voorstellen. Daardoor ben ik heel kritisch geworden en leg ik de lat altijd hoog. ’s Avonds kwam van alles op tafel, uit de eigen tuin en van de eigen veestapel. Soms werd een kalfje door zijn moeder afgestoten en voedden wij het op in de keuken. Daar hadden we een aparte ruimte voor, waar we het dier melk gaven en grootbrachten. Je gaf het een naam, ging van zo’n kalfje houden. Maar op een gegeven moment werd het verkocht. Al op jonge leeftijd leerden wij van mijn vader dat het vee de hagelslag op onze boterham was. That’s the way of life.” Haar vader is groot geworden in de vleessector. Tijdens het interview komt hij binnenlopen, even gedag zeggen, zoals hij elke dag doet.

Foto: Esther Quelle

Vlaai en asperges

Natuurlijk is Margo ook grootgebracht met vlaai en asperges. “Mijn moeder zat vaak ’s morgens vroeg al aan de vlaai. En wat asperges betreft: die kun je overal vandaan halen, maar in Limburg hebben wij de allerbeste, door de kleigrond. Het enige wat ik vroeger liever niet at, was lever en niertjes. Daar ben ik nog steeds niet gek op. En thuis kwam geen vis op tafel; daar moest mijn vader niets van hebben. Omdat ik dit vak ben gaan doen, heb ik dingen als kreeft en oesters moeten leren eten.” Het was vroeger geen uitgemaakte zaak dat ze later kok zou worden. “Ik wilde alles worden, vond alles leuk. Pap deed veel zaken met een slager en die had op een goede dag handjes nodig. ‘Margo komt wel helpen op zaterdag.’ Zo kwam ik op mijn vijftiende bij die slager terecht. Ik vond het werken daar zo fantastisch! Omdat ik op een andere plek was waar andere regels golden en ik, leergierig als ik was, andere dingen kon leren dan op de boerderij. Zo paneerde ik schnitzels en hielp

ik mee met het klaarmaken van koude buffetten. Eén keer mocht ik met mevrouw mee naar zo’n feest waar die buffetten werden uitgeserveerd. We werden overladen met complimenten. Het gaf een kick om mensen te zien genieten van de hapjes waar wij de hele dag aan gewerkt hadden. Toen drong tot mij door: ik wil kok worden. Ook omdat het in de keuken een stuk warmer was dan bij de slager, haha. Pap en mam lieten ons vrij in onze keuze. Iedereen is dan ook een andere kant uitgegaan: mijn ene zus is kapster geworden, de andere zit in de mode en mijn broer doet procestechniek.”

Hoogste niveau

Om kok te kunnen worden volgde Margo een horecaopleiding in Roermond. Onderdeel was een stage om te ervaren hoe het er in de praktijk aan toeging. Ze kon terecht bij het hoog aangeschreven Hotel Prinses Juliana in Valken- burg. “Al op de eerste dag werden mijn gevoelens bevestigd: dit wil ik later ook. Het was een fijne leerschool, hoewel de druk hoog was. Ik was zeven- tien, wist van niks en stond als eerste en enige meisje in de keuken te midden van veertien koks. Ik heb enorm veel gehad aan Toine Hermsen; die heeft mij de basis en het vak geleerd. Toen ik mijn diploma had gehaald, liet ik hem als eerste dat weten: ‘Chef, ik ben geslaagd!’ Waarop hij: ‘Margo, kun je 1 augus- tus beginnen?’ Ja, natuurlijk kon ik dat!” Drieënhalf jaar is ze daar gebleven. Tijdens de vakanties werd ze geacht thuis op de boerderij te werken, maar lie- ver deed Margo elders nieuwe ervaringen op. Ze vroeg Toine Hermsen of hij stageplekken voor haar kon regelen. Zo kwam ze terecht bij de tweesterren- restaurants Kaatje bij de Sluis in Blokzijl en De Swaen in Oisterwijk, van Cas Spijkers. “In Blokzijl had ik een fantastische tijd en De Swaen was helemaal de sky! Ik dacht dat Juliana al het op hoogste niveau zat, maar hier was alles nóg een level hoger. We stonden alleen al met eenentwintig man in de keuken!” Op zijn beurt was Spijkers ook onder de indruk van Margo: in 1987 werd zij aangesteld als de nieuwe souschef van De Swaen. In die tijd liep Jonnie Boer er stage, Sergio Herman heeft er nog gewerkt. “Drie jonge honden bij elkaar, allemaal net zo gek. Van Cas heb ik onder meer geleerd hoe je als mens met dingen omgaat. Toen ik een interview moest geven omdat ik een kookwed- strijd had gewonnen, riep hij me naar zijn kantoor en zei: ‘Er zullen meer interviews volgen, dus denk goed na over wat je wilt zeggen.’ Tijdens mijn stages en vroege werkervaringen heb ik veel geleerd en mappen volgeschreven. Van de een steek je dit op, van de ander dat – en dat samen heeft mij gevormd tot wie ik nu ben.” In 1990 werd Margo de eerste vrouwelijke Meesterkok van Nederland. “Toen ik voor het eerst van het bestaan van de titel hoorde, leek het me helemaal te gek als ik ooit bij de eerste vijf vrouwelijke Meesterkoks

zou horen. Daar deed ik alles aan: tussen het werken door was ik alleen maar aan het leren. Dat ik de allereerste vrouwelijke Meesterkok werd, is natuurlijk ongekend. Op mijn vierentwintigste zat ik al op de top van de piramide. Wat er allemaal gebeurde: interviews, op televisie, dit en dat… Niet normaal! Maar het was niet mijn ultieme diploma, ik wilde nog meer.” In hetzelfde jaar maakte ze de overstap naar het nieuwe restaurant Toine Hermsen Cuisinier in Maastricht. Ondertussen was ze al met Petro. “Die was ik op de eerste dag bij Juliana al tegengekomen. Wij hebben samen heel veel ontbijtjes voor de gasten gemaakt.”

Bos bloemen

Petro’s opa had vroeger een klein hotel-pension in Berg en Terblijt, in de buurt van Valkenburg. “Daar kwamen veel Hollanders”, herinnert Petro zich. “Opa ontving ze, oma kookte voor ze en de dag erna zette opa ze op de bus naar Trier of Monschau of ging hij met ze wandelen op de hei, waarna hij ’s avonds een borreltje met ze dronk. Ik denk dat ik van zijn gastheerschap wel iets heb overgenomen. Vanaf mijn twaalfde werkte ik in het toerisme, jobte ik wat op terrassen en in hotels en deed de opleidingen Brood & Banket en Koken & Serveren. Net als mijn grootvader wilde ik ooit mijn eigen bedrijf beginnen. Altijd als we naar opa en oma gingen, reden we langs Juliana: een iconisch bedrijf, dat hád iets. Ik heb gevochten om daar binnen te komen.

Van de oude Stevens (Funs Stevens; red.) heb ik het vak van gastheer geleerd.” Hij herinnert zich nog goed de dag dat hij daar begon, in juni 1984. “Ik liep door een lange gang, langs de oude keuken, om me te registreren. Daar kwam ik Margo tegen, die daar net als ik in opleiding was. We waren altijd ’s morgens vroeg met het ontbijt samen of ’s avonds laat. Ik vond Margo een heel nette meid. We gingen in Valkenburg weleens een biertje drinken, in café ’t Hoekje. Ik had een oogje op haar, maar zij niet op mij. Op een gegeven moment zei ze: ‘Ik ga mijn weg, jij de jouwe. Als we voor elkaar bestemd zijn, komen we elkaar wel weer tegen.’ Ik ben eerst een jaar naar De Bokkedoorns gegaan, daarna heb ik in het WTC in Rotterdam gewerkt. Op een gegeven moment belde Margo me op omdat ze een uitnodiging had gekregen voor een feest in Eindhoven van iemand die in Juliana gewerkt had. Of ik ook was uitgenodigd. ‘Zullen we samen gaan?’ Ik heb Margo thuis opgehaald, met een grote bos bloemen. De hele avond hebben we samen gedanst, daar is de vonk overgeslagen. Vanaf eind 1988 hebben we een relatie. Toen Margo door Toine Hermsen gevraagd werd om Maastricht op te starten, vroeg zij of ik daar maître wilde worden. Vanaf toen zijn we gaan samenwonen.”

Foto: Esther Quelle

Gouden dienblad

Na twee jaar als souschef bij Toine Hermsen Cuisinier te hebben gewerkt en vervolgens nog een jaar bij Der Bloasbalg in Wahlwiller, kreeg Margo in 1993 de kans om voor zichzelf te beginnen. “De architecten van dit gebouw vroegen of we op gesprek wilden komen. Zij waren gevestigd in het bovenste gedeelte, in het onderste gedeelte zat grand café Da Vinci. We kenden elkaar van vroeger en zij hadden mij in de gaten gehouden. Of wij de exploitatie van het grand café wilden overnemen. Petro en ik keken elkaar aan: dit was een gouden dienblad. Dat hebben wij met beide handen aangepakt. De tien jaar dat ik uit Maasbracht weg was, heb ik altijd heimwee gehad. In eerste instantie wilden we de naam veranderen. Dat idee liet ik varen toen ik hier op de kade met een oude schipper aan het praten was. Hij zei: ‘Margo, als je een boot van naam verandert, brengt dat ongeluk.’ Dus bleef het Da Vinci. Op 16 september 1993 gingen we open. Petro en ik hadden de taken strak verdeeld: ik de keuken, hij de bediening, ik dit, hij dat. We wisten precies wat we wilden. Eerst geld verdienen om de huur te betalen en aan de verplichtingen te kunnen voldoen.” Petro: “We hadden besloten er drie à vijf jaar voor uit- trekken. Als we dan nog niet onze eigen boterham verdienden, zouden we weer in loondienst gaan. Dat is uitgebleven.” Margo: “Door lekker te koken en goed te zijn voor de gasten probeerden we mensen te trekken. Dat zeggen mijn ouders ook altijd als ze hier komen eten: ‘Wel goed zijn voor iedereen, hè!’ Kijk, zo gauw wij bij Toine Hermsen in Maastricht de deuren openden, stroomde het gelijk vol – waanzin wat daar gebeurde! Maar dan begin je in Maasbracht… Dat was wel even afkicken.” En toch begon het al vrij snel te lopen: in 1996 werd Margo uitgeroepen tot Lady Chef of the Year en werd Da Vinci gevraagd voor het lidmaatschap van de Alliance Gastronomique Néerlandaise (het lidmaatschap is een kwaliteitszegel, een garantie voor een eetbeleving van de hoogste kwaliteit; red.). Da Vinci is niet alleen haar droom, haar business, Petro en zij wonen tegenwoordig ook boven het restaurant. “Er gebeuren altijd dingen en dan moet je opletten. Tijdens een kopje koffie wordt weleens iets gezegd. Toen mijn vader vroeger in runderen handelde, hield hij er niet van alleen op pad te gaan. Vaak ging ik met hem mee. Altijd was hij op zoek naar mooie koeien, kalveren, dikbillen. Dan wilde ik nog weleens roepen: ‘Wow, díé is mooi!’ Hij leerde me dat ik mijn mond moest houden en vooral goed moest luisteren. Dat zijn van die lessen waar ik nu nog profijt van heb.”

Klein traantje

Vroeger leerde ze de kneepjes van het vak van Toine Hermsen en Cas Spijkers, en ze is nog altijd niet uitgeleerd. “Mijn kookstijl blijft zich ontwikkelen, ik ben nooit klaar. Er staan vandaag de dag nog gerechten op de kaart van twintig jaar geleden, maar die zijn wel anders, mooier. Zoals Tartaar Pietjes- veld. Pietjesveld ligt net buiten Maasbracht, daar hebben mijn ouders altijd hun vleesveehouderij gehad. Toen ik hier begon, had ik het vlees van pap op de kaart staan: carpaccio, tartaar, biefstuk… Beter vlees was er niet. Voor Tartaar Pietjesveld maak ik gebruik van de beste delen van het rund – de ene keer entrecote, de andere keer ossenhaas. Een ander signatuurgerecht is Zeebaarspaling: zacht gegaarde zeebaars met een crème van yoghurt, een julienne van prei en sjalotten-sojasaus. En zo hebben we nog heel wat klas- siekers van de afgelopen 28 jaar.” De gerechten van Margo gaan vergezeld van de mooiste wijnen, uitgezocht door Petro. Die kennis is hem niet komen aanwaaien. “Mijn oudere broer kwam weleens thuis met een flesje wijn. En ook op de feestdagen werd altijd wijn geschonken, meestal uit de Moezel.

De schappen in de supermarkt waren mijn referentie, tot ik als zeventien- jarige in Juliana kwam. Daar lagen 80.000 flessen! Als Funs Stevens de kelder inging om een fles uit te zoeken, wilde ik daar heel graag bij zijn. Ik heb mijn kennis vergaard door te luisteren, te lezen, te leren, te reizen en te proeven. Uiteindelijk ben ik een echte wijnfreak geworden. In Da Vinci hebben we 12.000 flessen wijn. We hebben een assortiment variërend van een heel goede instap tot wijnen die hier al een tijd liggen en nog mooier zijn geworden. Natuurlijk heb ik ook extreme wijnen, maar dat is niet mijn markt, dat is mijn hobby. Wijn houdt nooit op.” Door Relais & Châteaux, waar Da Vinci lid van is, zijn Margo en Petro op leuke plaatsen geweest om de nodige inspiratie op te doen. “Het is een stukje eigen plezier, maar het lidmaatschap dient vooral om ons product over de grens te krijgen”, aldus Petro. “Met onze VOC-genen weten wij wel waar alle topchefs in de wereld zitten, maar andersom is dat niet zo. Nog steeds moeten we uitleggen dat we in Nederland een heel sterk culinair veld hebben.” Ze hebben we veel van de wereld gezien, veel inter- nationale chefs leren kennen. Margo: “Een jaar geleden, op bezoek bij mijn zus in Zwitserland, hebben we gegeten in driesterrenrestaurant Cheval Blanc by Peter Knogl. Dat was fantastisch! Alles was perfect. Dan borrelt er een vechtlust in me op: kom eens bij mij eten, dan zal ik jou ook eens wat laten zien! Ik zal nooit iemand kopiëren. Ik doe wat ik wil, daarvoor ben ik voor mezelf begonnen. Soms loop ik hier langs een tafel en zie ik iemand een klein traantje van geluk wegpinken, het ultieme moment dat alles klopt, die hele aaneenschakeling van details – dat je je welkom voelt, de wijnkaart fantastisch is, de hele puzzel compleet is. Super toch als je dat bij iemand kunt losmaken? Ik heb het genoegen dat ik die puzzel samen met mijn man mag maken. Wij gaan niet voor honderd, maar voor duizend procent.”

Foto: Esther Quelle

Ereburger

In 1999 kreeg Da Vinci een eerste ster. “Daar was ik panklaar voor”, aldus Margo. “Ik had hem een jaar eerder verwacht. Toen was ik getipt dat we hem zouden krijgen, dat gerucht deed de ronde. Toch stonden wij niet in de Michelingids van 1998. Okay, dan is het zo. Maar ik was wel een beetje teleur- gesteld. Ik heb nog meer mijn best gedaan en in 1999 kwam wel de waarde- ring. Ik was er helemaal klaar voor, als een puist die rijp is om uitgeknepen te worden. Paf!” Petro: “Het is net als een gouden medaille winnen. Alleen vergeet niet dat wij, zolang we in het vak zitten, iedere dag op sterrenniveau werken. Deze ster was een bevestiging van wat we al die tijd gedaan had- den.” Margo: “Ineens stond Maasbracht culinair op de kaart. Het dorp stond bekend om Mark van Bommel die hiervandaan komt en om jachtenbouwer Linssen Yachts. En nu kwam daar een Michelinrestaurant bij. Ik heb zo veel waardering vanuit het dorp gekregen! Nog vóór Mark van Bommel werd ik de eerste ereburger van Maasgouw. En dat voor een gewoon Maasbrachts meisje. Door die ster zaten we vrijwel meteen met de lunch en het diner vol.” Het was hard werken. En niet alleen in de keuken en de bediening: in 2003 brachten ze hun eigen kookboek uit, Proeven van Bekwaamheid, en in 2005 hebben ze een complete nieuwbouw gedaan. Margo: “We wilden meer luxe, meer ruimte, meer hoogte. Zo kwam er een aperitiefruimte waar veertig mensen kunnen zitten, een loopbrug en een grotere keuken met daglicht.” In 2009 volgde de tweede ster. “Dat is een level hoger, hè. Met de eerste hebben we Maasbracht op de kaart gezet, met de tweede Nederland. Wij zitten hier Euregionaal heel goed: op een half uurtje van Aken en Düsseldorf en op tien minuten van België. Tweesterrenrestaurant De Slagmolen in Opglabbeek ligt hier maar twintig minuten vandaan. Dat is toch super? Als je in Limburg zit moet je groter denken en je niet door de landsgrenzen laten beperken.”

Onze-lieve-vrouw

Het leven was niet alleen hosanna. In 2014 werd Margo gediagnosticeerd met borstkanker. “Ik voelde me heel moe. Ik dacht: ik zal wel te hard gewerkt hebben, even iets rustiger aandoen. Maar de moeheid bleef. Toen ben ik naar de dokter gegaan. Op het moment dat ik de uitslag kreeg, zat ik hier op vrij- dag met de lunch, volle bak. My God! Het was niet goed. Dat wist ik zelf ook wel. Toen ben ik maar weer gaan koken, dat is het beste wat ik dan kan doen. De week erop had ik een fotoshoot in Parijs voor Relais & Châteaux, met grote Franse chefs. Op weg daarnaartoe, in de sneltrein, kreeg ik weer een telefoontje van de arts: het was écht niet goed. ’s Middags even lachen voor de camera en daarna snel weer terug. Het was een zwaar traject, ik heb de hele rits behandelingen moeten ondergaan.” Petro: “De wereld valt dan weg, er geldt maar één ding: overleven.” Margo: “Ik wilde vechten, vooral voor mezelf. Wat dat betreft ben ik bikkelhard. Voor mij was in alles wat ik heb meegemaakt de keuken iedere keer heel belangrijk. Want die ging door. Ik moest mijn tanden poetsen en mezelf aankleden om even naar de jongens te gaan. Soms was ik maar één minuut binnen, langer ging het niet, een andere keer hield ik het wat langer vol. Wat wil je nog meer horen? Of ik gelovig ben… Ja. We hebben een heel mooie kerk in Maasbracht met een kapelletje ernaast. Als je het diepste hebt moeten ondergaan en het geluk hebt dat je daaruit mag komen, dan kun je daarna ook een keer bedanken. Ik heb vaak genoeg kaarsjes bij Onze-Lieve-Vrouw opgestoken. Ik ben er sterk uitgekomen. Ik geniet niet nog meer van het leven, dat deed ik toen ook al. Maar wel anders. En als iets me niet aanstaat, dan doe ik het niet.”

Foto: Esther Quelle

Woman of the year

Een andere grote klap: in 2017 komt maître John Lammers, die 23 jaar in dienst was bij Margo en Petro, om het leven bij een auto-ongeluk. “Op een vrijdagavond rijdt hij naar huis. Onderweg moest hij kennelijk uitwijken voor iets. Toen we dat telefoontje kregen, dat was heel cru. John was vanaf dag één bij ons, hij was onze rechterhand. Ook voor hem steek ik nog regelmatig een kaarsje op. En niet alleen voor hem, want hij laat een vrouw en vier kinderen achter.” Na dat diepe verdriet volgt toch nog een glimp van vreugde: in hetzelf- de jaar krijgt Margo van Relais & Chateaux de titel Woman of the Year. “Van alle grote vrouwelijke chefs wereldwijd werd ik tijdens het congres in Tokio naar voren geroepen. We zouden niet gaan, maar we werden opgebeld. Ik wist dat ik genomineerd was, maar niet waarvoor. Het congres werd ’s morgens vroeg geopend door een lid van het Keizerlijk Huis. Er zaten zeshonderd man in de zaal. En ja, toen werd ik het podium op geroepen. Woman of the Year…. Pfff, dat is zo groots. Die avond tijdens het grote galafeest heb ik heel wat gedanst. Ik kan geen Italiaans, maar toen opeens wel, haha. Door alle grote chefs werd ik op handen gedragen, dat was wel wat. Pierre Gagnaire kwam me feliciteren, noem de namen maar op. Ik zei tegen Petro: ‘Goed opletten, want ik wil wel met jou terug naar het hotel, hè.’”

Leeuwin

Na zo’n eerbetoon denk je: wat kan mij nou gebeuren? Des te groter was de klap dat Michelin het jaar erop een ster terugnam. “Dat hadden we echt niet zien aankomen”, meent Petro. “Dat was een enorme domper. Was dat in 2015 gebeurd, in de periode dat Margo door haar ziekte niet altijd in de keuken kon zijn, dan had ik dat nog kunnen snappen. Maar de jaren 2016 en 2017 waren fantastisch. Met tien- à twaalfduizend gasten per jaar. In een dorp! De gasten zijn altijd happy. Per jaar krijgen we hooguit een paar opmerkingen, bijvoorbeeld dat de biefstuk rood in plaats van medium was.” In de media viel te lezen dat hoofdinspecteur Werner Loens geen evolutie zag: hij miste nieuwe gerechten, nieuwe technieken. Margo: “Er werd op een gegeven moment van alles geroepen in de media, maar dat is echt niet zo. Wij zijn

bij Michelin in Brussel langs geweest en zo is het ons ook niet gezegd. Dat kúnnen ze ook niet zomaar zeggen: het is ons leven, hier doen we alles voor. Ik denk niet dat iedere chef zo netjes zou hebben gereageerd als wij.” Petro: “We hebben het een plek gegeven, maar we waren er wel pissig van. En financieel is het een fikse aderlating. Om een indicatie te geven: het heeft ons 250.000 à 300.000 euro per jaar omzet gekost.” Margo: “Weet je, je krijgt kroontjes van Michelin, maar er kan ook een keer eentje worden afgepakt. Dat hebben wij meegemaakt. We zullen de pech hebben gehad dat het niet het ding was van de Michelin-inspecteur die hierlangs is geweest of dat er misschien toch iets is fout gegaan. Hoe dan ook, het zal niet naar wens zijn geweest. Ik ben nu nóg strijdlustiger, de leeuwin komt in mij naar boven: aan de bak! Hier sta ik. Iedere dag weer doe ik mijn ding, zet ik mezelf maximaal in, ga ik voor het hoogste. Zelfs in coronatijd, waarin de couverts in kartonnen dozen worden uitgeserveerd. En mocht de tweede ster weer vallen, dan geef ik hem niet nog eens terug.”

Foto: Esther Quelle