Search
Close this search box.
Search
Close this search box.

Familiebedrijven vormen de hoeksteen van de economie

Hij is de eerste persoon in Nederland die werd benoemd tot hoogleraar familiebedrijf, geeft college aan de Commissarissencyclus op Nyenrode, bekleedt commissariaten bij enkele familiebedrijven… Als geen ander heeft Roberto H. Flören zicht op de ontwikkeling van en waardering voor familiebedrijven. “Een aantal politieke partijen heeft familiebedrijven zelfs in hun partijprogramma staan.”Tekst: Bart-jan Brouwer

Waar komt jouw interesse voor familiebedrijven vandaan?

“Ik ben geboren en getogen in een familiebedrijf. Mijn opa begon in 1934 in Gouda met het verkopen en repareren van schrijfmachines, mijn vader ging op zijn veertiende ook werken in Flören Kantoormachinehandel. Met de opkomst van computers werden de vooruitzichten minder. Mijn zus en ik, de derde generatie, kozen ervoor om mijn vader niet op te volgen. Na zestig jaar werd het bedrijf verkocht aan iemand die nog wel toekomst zag in die branche.”

Werd het niet van jullie verlangd dat jullie ook in het bedrijf stapten?

“Nee, absoluut niet. Wij hadden andere interesses. Ik voetbalde op hoog niveau: dertien jaar lang heb ik bij Feyenoord gespeeld. Toen ik mijn trainer, Leo Beenhakker, liet weten dat ik in plaats van vier nog maar drie avonden kwam trainen omdat ik school belangrijk vond, werd ik er gelijk uitgeknikkerd. Ik denk ook niet dat ik het ooit zou hebben gehaald; het is echt heel weinigen gegeven. Van mijn lichting zijn alleen Mario Been en Peter Barendse doorgebroken. Ik volg het voetbal nog wel altijd. Eens in de achttien jaar mag ik juichen… Na mijn studie aan Nyenrode Business Universiteit en mijn diensttijd ben ik in 1991 bij Nyenrode gaan werken. Dat zou een jaartje worden, maar ik zit er nog steeds. In 1992 deed Walgemoed, een multinationaal netwerk van accountantskantoren, samen met London Business School onderzoek naar familiebedrijven. Het bureau wilde dat onderzoek ook in Nederland laten uitvoeren via zijn vestiging aldaar. Walgemoed koos Nyenrode als partner en kwam toevallig bij mij terecht. Al binnen zes maanden stond ik in alle landelijke kranten als ‘expert familiebedrijven’. Dat gaat nogal snel in Nederland, terwijl ik zelf wel wist dat ik nog geen expert was. De afgelopen dertig jaar heb ik daar echter hard aan gewerkt. Mijn specialiteit zit ’m niet zozeer in bedrijfsmatige zaken, maar in hoe je als familie met het bedrijf omgaat, hoe die dynamiek werkt, hoe je conflicten kunt vermijden, hoe ervoor te zorgen dat iedereen bij elkaar blijft, hoe over te stappen naar een volgende generatie…”

Sinds 2002 bekleed jij de RSM-leerstoel Familiebedrijven en Bedrijfsoverdracht aan Nyenrode. Hoe staan studenten tegenover werken in het familiebedrijf?

“Dat is enorm veranderd. Toen ik in de jaren negentig begon, was het ideaal van iedere student om een traineeprogramma te gaan doen bij Unilever, Heineken, Shell of de grote banken. Als je toen een eigen bedrijf begon, dacht men dat je geen werk kon vinden. Na verschillende beurs- en boekhoudschandalen en de tijd van de financiële crisis zijn beursgenoteerde bedrijven in een heel ander daglicht komen te staan en is de waardering voor familiebedrijven alleen maar toegenomen. Immers: familiebedrijven hebben géén last van een doorgeslagen bonuscultuur, directiesalarissen die afhangen van de beurskoers en hijgerige aandeelhouders. Familiebedrijven denken niet in kwartalen, maar in generaties. Het imago is van suf, saai en ingeslapen veranderd in uitdagend, sexy en ‘daar gebeurt het’.”

Wat is het voordeel van werken bij een familiebedrijf?

“In deze tijd van toenemende individualisering is het belangrijk om toch ergens bij te horen. Familiebedrijven zijn veel trouwer aan hun personeel, zo blijkt ook tijdens deze pandemie. Ze doen er veel meer aan om het personeel aan te houden: de eigenaren zijn bereid af te zien van dividend en in te teren op eigen vermogen. Een beursgenoteerd bedrijf zal eerder een reorganisatie aankondigen om de koers positief te beïnvloeden. Dus ja, het heeft zeker voordelen. Plus: je weet voor wie je werkt. Andersom weet de directeur ook wie voor hem of haar werkt. Een ondernemer blijft gemiddeld tweeëntwintig jaar aan, de voorzitter van de raad van bestuur van een aan de AEX genoteerd bedrijf slechts vier jaar. Er is een heel andere band tussen werknemer en werkgever en die biedt flexibiliteit in tijd, werk en geld. Dat maakt het mooi.”