Search
Close this search box.
Search
Close this search box.

Jay-Jay Boske: “Content is goud!”

Als professioneel rugbyer heeft Jay-Jay Boske (Utrecht, 1986) niet het maximale eruit gehaald. Als YouTuber en ondernemer doet hij dat wel. “Ik denk dat wij inmiddels het allergrootste mannenplatform van Nederland zijn.”
John van Helvert

Bij je geboorte in 1986 had je meteen een record op je naam staan.

“Kleinste kind ooit geboren in het Utrechts ziekenhuis! Mijn moeder had het jaar ervoor een miskraam van een tweeling gehad. Hoewel de kans groot was dat een volgend kind of doodgeboren of gehandicapt ter wereld zou komen, probeerden mijn ouders het toch nog eens. Ik kwam zeven weken te vroeg. Dood was ik niet, gehandicapt zijn ze nog niet helemaal over uit, haha. Ik was zo klein dat mijn vader me in één hand kon vasthouden. Ik at niet en je kon dwars door me heen kijken. Toch heb ik het overleefd.”

Wat moet jij verwend zijn in je jeugd.

“Nee, niet verwend, maar mijn moeder is wel altijd heel erg beschermend en lief geweest.”

Je was geen lieverdje. Heb je het haar moeilijk gemaakt?

“Nou, ik was wel een lieverdje, maar dan eentje met een streng rechtvaardigheidsgevoel waardoor ik heel vaak op straat in de problemen kwam. Knokken. Dat in combinatie met een gedrevenheid om alles te laten slagen. Om je een voorbeeld te geven: Mijn moeder zette me ooit bij de peuterspeelzaal op een fietsje, maar ik kon niet bij de trappers. Toen zij een uurtje later terugkwam, was ik nog steeds bezig om mijn voeten op de trappers te krijgen – ik bleef het maar proberen. Mijn moeder kreeg me niet van de fiets af, zo volhardend was ik. Misschien dat ik dat vuurtje in me heb omdat ik als baby moest overleven. Uit alles wil ik het uiterste halen. Als jongen van een jaar of vijftien was ik de kleinste en moest ik tegen alles op vechten. Ik voelde hoe het was om achteraan te lopen. Dat ging mij niet overkomen, nam ik me voor. Iedereen die gepest werd, ging ik helpen. Ik pakte altijd degenen die het op de zwakkeren gemunt hadden. Dat heeft een boel gezeik opgeleverd. Op mijn zestiende ben ik bijna vast komen te zitten. Puur omdat ik anderen probeerde te beschermen.”

Dat vuur in jou heeft je veel profijt gebracht in de sport.

“Ik was ooit begonnen als voetballer, bij Victoria in Loosdrecht. Maar ik had een hekel aan schwalbes. Tegenstanders die uit het niets begonnen te rollen en van de pijn te kermen. Daar kon ik zó niet tegen. Het voetbalveld was gewoon niet het juiste podium voor mij. Een jongetje bij mij uit de straat, Guido, kwam een keer met een Argentijns rugbyshirt aan. Zo’n vet shirt! Lichtblauw met witte strepen en een jaguar erop. ‘Wat is dat, rugby?’, vroeg ik aan hem. Hij vertelde me er van alles over. Ik een avond met hem mee naar een training van Rugby Club Hilversum. Er zaten heel veel jongens op die mij kenden. ‘Hey Jay, wat gezellig’, hoorde ik overal. De trainer, een vriend van mijn vader, liet mij meetrainen. Toen pas hoorde ik over de rugbygeschiedenis van mijn familie en dat mijn vader international was geweest. De eerste keer dat ik iemand mocht tackelen, wist ik: dit is het voor mij!”

Je was getalenteerd.

“In die tijd was het ook niet zo moeilijk in rugby – in het land der blinden is één oog koning. Vanaf mijn twaalfde werden we elk jaar ongeslagen kampioen. We hadden echt een talententeam. Op mijn zestiende al speelde ik in het eerste en kwam ik op de radar van de bondscoach, een Nieuw-Zeelander die voor de All Blacks had gespeeld. Datzelfde jaar nog liet hij mij debuteren in Oranje. Zestien jaar en dan tegen alleen maar reuzen! Mijn eerste wedstrijd was uit tegen Oekraïne, vechten voor je leven! Dus ja, ik had wel enig talent. Hoewel ik dat pas later echt besefte.”

Op 17-jarige leeftijd verhuisde je naar Newcastle om als professioneel rugbyspeler aan de slag te gaan bij de Newcastle Falcons.

“Ik ging samen met Tim Visser, de beste rugbyer die Nederland ooit gekend heeft. Tim heeft voor Schotland gespeeld. Dat is alsof je als voetballer van de Faeröer eilanden komt en topscorer wordt bij Manchester United. Mensen konden niet geloven dat wij uit Nederland kwamen, zo’n indruk maakten wij. Als jullie in Engeland waren geboren, hadden jullie hier tot de top behoord, zeiden ze. Daar konden we ons testen tegen de beste spelers van de wereld en kwamen we er pas achter dat we echt goed waren. Ik had nooit een idee over hoe mijn toekomst zich zou moeten ontvouwen, en daar had ik best moeite mee. Maar toen begon de droom om professioneel rugbyer te worden. Ik had eindelijk controle over mijn toekomst.”

En toch zit je hier in jouw studio in Hilversum en sta je niet op een rugbyveld…

“Om die droom uit te laten komen, moeten enkele puzzelstukken in elkaar vallen. Het is belangrijk dat je bij de juiste club terecht komt en dat je een goede coach hebt die het in jou ziet zitten. Dat was het geval, alleen had ik moeite om me aan te passen. Tim ging naar een privéschool. Voor mij was dat geen optie, omdat ik een jaar ouder was. Van de ene op de andere dag moest ik voor mezelf zorgen. Met een andere rugbyer werd ik in een appartement gezet – doe het maar.”

En dat viel niet mee…

“Newcastle is een harde stad. Engels, pub-cultuur, regen, kou… En volledig niet mijn stijl van rugbyen. In het noorden van Engeland gaat het er snoeihard aan toe. Ik houd wel van rammen en beuken, alleen ik ben 1,68 meter en woog toen 73 kilo. Ik ben goed in de kleine ruimtes, maar als je tot je enkels in de modder staat, niet kan wegkomen en fysiek moet rugbyen… Geef mij een beetje zon, een hard veld en ik kan alles. Maar hier in Engeland waren de omstandigheden anders. Ik had twee coaches. De een was er voor mijn ontwikkeling op de lange termijn: hij wilde dat ik niet zo fysiek rugbyde. De ander stond bijna dagelijks met mij op het veld en trainde mij juist wel om te rammen en te beuken. Mijn stijl veranderde daardoor, ik kreeg onenigheid met de coaches omdat de één linksom en de ander rechtsom wilde, en ik raakte geblesseerd. Maar daar kwam het niet door: mijn eigen gedrag heeft me de kop gekost. Ik gedroeg me als een eigenwijze opdonder en dan is het klaar voor een coach, want er staan tien Engelse jongens klaar die wel doen wat hij zegt.”

Heb je eindelijk controle over je toekomst, zit je jezelf dwars!

“Ja, misschien door de angst dat je niet weet hoe je daarmee om moet gaan. En dan val je terug op wat je weet: eigenwijs zijn.”

Na drie jaar kwam een einde aan je droom en keerde je terug in Hilversum. En toen?

“Ik heb de havo afgemaakt, op eenentwintigjarige leeftijd op het Alberdingk Thijm College. Maar ik had verder geen idee wat ik moest doen. Dat was heel moeilijk. Ik werd wel door Rugby Club Hilversum teruggehaald. En kreeg zelfs nog een contract aangeboden in Nieuw-Zeeland. Achteraf heb ik spijt dat ik dat heb afgewezen, dat was fantastisch geweest. Maar ik was rugby zat. Ik had in Newcastle alles gegeven en dan moest ik nu naar de andere kant van de wereld om het nog eens te doen. Terwijl… dat is het rugby-Mekka, daar had ik heen móéten gaan. Ik heb nog geprobeerd een jaar Management Economie & Recht te studeren, maar ik kwam erachter dat een school of universiteit meer een instituut is dat je in het gareel houdt en je eventueel sommige basis skills leert dan dat het je verder helpt in het echte leven. Dat is tenminste mijn gevoel.”

Hoe kwam je in de radio- en televisiewereld terecht?

“Ik zag een advertentie van BNN, waarin werd gezocht naar mensen voor achter de schermen. Dat leek me heel leuk. Ik moest als intake een voicemailopname maken waarbij ik iets stoers deed. Wat heb ik gedaan: ik was net geopereerd en met een been in het gips ben ik op het station van Hilversum over de poortjes gesprongen, over het perron gerend met de bewaking achter me aan en in de trein gesprongen, waar ik hinkelend door het gangpad uit handen van de security probeerde te blijven. Bij BNN vonden ze dat zo stoer dat ze mij uit zesduizend inzendingen kozen en een stage van een jaar aanboden op de radioafdeling. Coen Swijnenberg en Sander Lantinga waren daar, die stonden ook nog aan het begin van hun carrière; het was zo’n fijne plek om te werken toen. Alles kon, alles mocht. Doe het maar, het kan niet gek genoeg. Ik hielp achter de schermen en mocht soms online iets presenteren. Zo kwam ik in contact met 101TV, destijds het digitale tv-kanaal van BNN. Dat zat daar om de hoek en ze hadden behoefte aan een presentator. ‘Wil jij dat niet komen doen?’ Ook al keken alleen mijn opa en oma naar die zender, ik vond het vet om te doen. Zo heb ik mijn plek daar verworven. Bij 101Barz, het grootste hiphop-platform van Nederland, kwam ik achter de schermen te werken. Ik leerde filmen, editen, regisseren… alles wat bij televisie maken komt kijken. Hadden we in het weekend vijfhonderd views, dan was het maandag feest. Dan zaten we om acht uur ’s morgens aan de shotjes Jägermeister.”

MASTERS MAGAZINE

Benieuwd naar de rest van het interview? Het winternummer van MASTERS is tot stand gekomen in samenwerking met Jordi van den Bussche. Velen zullen hem kennen als YouTuber Kwebbelkop, toch timmert hij al een tijd hard aan de weg als entrepreneur, zoals hij uit de doeken doet in het Groot Interview. Nieuw is dat zijn bedrijf JVDB Studios aanbiedt om de social media marketing en short format content marketing voor andere bedrijven te doen. “Ze kunnen het ook zelf gaan uitvogelen, maar we cracked the code.” Jordi geeft een podium aan like-minded ondernemers als Jay-Jay Boske, Demy de Zeeuw, Chahid Charrak en Marcella de Bie, en gaat in op de ontwikkelingen rond games, crypto en NFT: “Zoals bitcoin het financiële systeem op zijn kop zette, zal dat met gaming ook zo gebeuren.” In dit extra dikke winternummer bovendien aandacht voor het eerste eigen schip van Lengers, een interview met Corendon-topman Atilay Uslu, specials over de nieuwe BMW 7 Serie en Samsung foldables, en – exclusief voor MASTERS! – een interview met Max Verstappen.

MASTERS #52 met gastredacteur Jordi van den Bussche