Search
Close this search box.
Search
Close this search box.

Marcel Wanders: visionair met achteruit kijkspiegel

Met zijn ontwerpen slaat Marcel Wanders (1963, Boxtel) bruggen tussen verleden en toekomst. Witte en zwarte bruggen, want in zijn werk geeft hij ook plek aan de donkere kanten van zijn bestaan. “De pijn zit ’m er vooral in dat ik niet besluit: ik doe dit focking nooit meer!”, vertelt hij aan MASTERS.Tekst: Bart-Jan Brouwer | Online redactie: Mical Joseph

Vijfentwintig jaar geleden brak jij als designer definitief door met de Knotted Chair, een stoel geknoopt van sterk touw en overgoten met een laagje epoxy. Als je dat als startpunt neemt, waar ben jij dan nu?

“Ik begrijp dat de toeschouwer dat als startpunt neemt, want dat is voor het eerst dat die mij ziet. Zelf zie ik het anders. Voor mij is het startpunt het moment waarop ik besloot dat ik een visie had en daarin wilde geloven.” 

Verandert zo’n visie door de jaren heen?

“Ik heb een paar momenten in mijn leven gehad dat ik daarmee geconfronteerd werd. Toen ik ooit mijn moeders huis leegruimde, vond ik allemaal papiertjes die ik vroeger geschreven had – ik was echt een denker die zijn bedenksels noteerde. Ook ter voorbereiding van mijn voorstelling Pinned Up (2014) in het Stedelijk Museum dook ik terug in de tijd. Mijn conclusie: er is niets veranderd, de fundamenten zijn nog steeds dezelfde. Dat zijn de punten waar je interesses en gedachten zitten. In de loop der tijd bouw je daar kegels op: meer informatie, meer zekerheden, meer bewijzen. Die kegels gaan in elkaar over en zo hier en daar popt een nieuw puntje op. Dat is het model van de ontwikkeling. Het is niet dat er nu een andere man staat. De twijfels, onzekerheden en ingevingen van vroeger zijn niet weg. Wel heb ik erover nagedacht, bewijsvoering gezocht. Dat wat me in de basis interesseerde, is niet echt veranderd. Wel ben ik het door de jaren heen inhoudelijk meer gaan begrijpen: o wacht, dus zó zit het!”Knotted Chair (1996)Cappellini New Antiques

Jij gaat de toekomst tegemoet terwijl je kijkt in de achteruitkijkspiegel.

“Ik ben niet alleen geïnteresseerd in het leven van mijn dochter, maar ook in dat van mijn moeder. Ik wil dat zij elkaars hand vasthouden. Mijn bewustzijn wordt alleen maar groter als ik naar beide kanten leef. Het is zonde als we iedere dag afsnijden wat we gisteren waren. Omdat we daarmee ook onbelang- rijk maken wat we vandaag doen. In Brabant zeggen ouders wel tegen hun kinderen: ‘Als je wilt leren fluiten, moet je de korstjes van je brood opeten.’ Daarover gaat een van mijn eerste werken, Vertelling van kinderen en badwater uit 1985 (in 2001 gedrukt als A tale of children and bathwater; red.). De bewoners van een dorp klagen over de harde korsten. Dat gaat zo ver dat de bakker besluit om voortaan brood zonder korsten te maken, alleen voor zichzelf maakt hij nog brood met korsten. Jaren later wordt een kleine jongen die door het dorp loopt, aangetrokken door een bijzonder geluid. Hij gaat op
het geluid af en ziet de bakker met getuite lippen dat geluid produceren.
Het jongetje holt naar zijn moeder: ‘Mam, kom! Dit moet je horen! De bakker maakt een wonderschoon geluid met zijn lippen.’ De moeder legt uit dat dat ‘fluiten’ heet en dat iedereen dat vroeger kon, toen men nog brood met korsten at. Uiteindelijk gaat iedereen weer brood met korsten eten omdat ze toch wel heel graag willen kunnen fluiten.”

Moraal van het verhaal…

“Je beseft niet wat je allemaal kapotmaakt als je het verleden niet koestert. Kijk naar de uitvinding van de gloeilamp door Thomas Edison. Op het moment van innovatie is er een harde interesse om van kaarslicht af te gaan, omdat dat allemaal risico’s met zich meebrengt. Edison wilde controleerbaar, helder licht. Vervolgens komt dat in de handen van engineers en wordt dat zo perfect mogelijk gemaakt. Een logisch pad. Achteraf gezien kun je zeggen dat er heel weinig respect voor de geschiedenis was en heel veel geloof in de toekomst. Met meer respect voor het verleden had kunnen worden besloten dat een lamp in plaats van een constant licht bijvoorbeeld een dansend licht verspreidde. Geen dood licht maar een levend, meer natuurlijk licht. Ik ga bewust terug naar zulke momenten in de tijd – Lost and found by innovation noem ik dat traject –, speur naar dergelijke uitvindingen, kijk met liefde en compassie terug naar het onvermogen van toen. In hindsight kan ik daar anders over denken, die luxe heb ik. Als ontwerper maak ik geen voorwerpen die levens redden – het is niet zo dat ik remsystemen voor Tesla maak –, maar die onze cultuur in beweging houden. Je hebt innovatie en culturele innovatie. Wij doen culturele innovatie. En ik denk dat dat veel belangrijker is ook, want culturele innovatie stuurt innovatie aan. Wij denken en willen eerst, voeren dan pas uit. Mijn soort ontwerpen verandert de omgang tussen mens en omgeving. Met de dingen die ik maak geef ik het publiek een andere connectie met de gebouwde omgeving. Omdat mensen veroudering niet fijn vinden, creëren ontwerpers vooral metaforen over jeugdigheid en schoonheid. Door die babyface fixation ziet alles eruit alsof het net geboren is. Ik heb besloten om daar niet in mee te gaan. Je moet gewoon geen dingen maken die nieuw lijken, het nieuwe niet verafgoden. Nieuw op zich is geen probleem, maar wel als het de belangrijkste kwalificatie is: dan heb je een volstrekt on-duurbaar product. Er is geen enkele kwaliteit die minder duurzaam is. Nieuw gaat over nu. Voor onze cultuur is nieuw sinds honderd jaar de belangrijkste kwaliteit. Het is het fundament van een wegwerpcultuur. We moeten nieuw echt onbelangrijk gaan maken.”

Maak jij wat je publiek wilt of wat je zelf wilt?

“Ik probeer werk te maken dat zegt wie ik ben, uitlegt wat ik wil vertellen, mijn liefde voor de wereld zichtbaar maakt en de mensen voorziet in hun behoeftes. Als klein jongetje maakte ik graag cadeautjes voor mensen. Dan had ik voor mijn tante iets in elkaar gelijmd en dan gaf ik haar dat ingepakt met een strik eromheen. Zij vond mij dan het liefste mannetje. Al vroeg begreep ik dat een goed cadeau het in zich heeft dat iemand zich gezien voelt. Als het echt voor iemand vanuit liefde en met respect is gemaakt, dan voelt degene voor wie het bestemd is dat. Net zoals mijn werk dat doet. Eigenlijk maak ik cadeaus voor de wereld. Mijn werk is een viering van de relatie tussen mij en de wereld.”

MASTERS Magazine #46

Wil je het gehele interview met Marcel Wanders lezen? Met het nieuwe MASTERS Magazine kom je de zomer goed door. Bestel nu via onderstaande knop jouw exemplaar!

 

A tale of children and bathwater (1985)