Search
Close this search box.
Search
Close this search box.

Iris Hond: “Ik sta aan een nieuwe ochtend”

Al op haar derde klom Iris Hond op de pianokruk. Via een ‘broodmes boven haar handen’ en strenge Russische docenten werd haar techniek aangescherpt. Deze vaardigheden in combinatie met haar liefde voor het pianospel, haar discipline en de durf om haar droom na te jagen, hebben geleid tot internationale successen. En vier albums, waarvan de laatste net is uitgekomen. “Die omvat mijn puurste muzikale expressie. Dit is wie ik ben, dit is Iris.”
Rahi Rezvani

Fotografie: Rahi Rezvani
Tekst: Bart-Jan Brouwer
Styling: Pascalle Koldenhof
Visagie: Chantal van ’t Hoff

Als jij het filmpje van je vroege jaren zou afspelen, welke muziek hoort daar dan onder?

“Bob Dylan, Rod Stewart, The Beatles… Dat was de muziek die mijn ouders draaiden. Er werd bij ons thuis ook wel klassieke muziek gespeeld, maar de manier waarop mijn ouders leefden was op geen enkele manier klassiek. Dat was eerder rock-’n-roll, buiten de lijntjes, vrijgevochten, heel eigengereid. Ik herinner me dat ik rond mijn achtste een keer woedend uitviel tegen mijn moeder: ‘Waarom kunnen jullie niet wat burgerlijker zijn? Waarom heb jij je haar nou zo geverfd en draag je zulke kleding?’ Wij vielen er altijd buiten, waren de vreemde eend in de bijt. Tussen de wachtende ouders op het schoolplein kon je mijn moeder er zo uitpikken: getoupeerd haar – rood van voren, zwart van achter –, knalrode lippenstift en extravagant gekleed. Een prachtige vrouw, met zo veel uitstraling. Zo zag je ze niet veel in Harderwijk en later Nunspeet. Ik was heel trots op haar, maar aan de andere kant was ik toch ook gecharmeerd van de geborgen veilige sfeer bij mijn vriendinnetjes thuis, waar we tussen de middag wit brood aan tafel aten in een burgerlijke IKEA-achtige inrichting. Bij ons was het altijd gek, altijd de zoete inval: veel drank, feesten, kunstenaars over de vloer. Mijn vader had een drukkerij en behoorde tot de top in zijn vakgebied. Hij werkte veel met kunstenaars en zou later ook een uitgeverij in kunstboeken beginnen. Onder anderen Jan Cremer, Anton Beeke, Fong Leng en Henk Schiffmacher behoorden tot de vriendenkring van mijn ouders. Ik was niet bij hen vandaan te slaan. Mijn broer trok zich terug in zijn kamer, maar ik wilde er altijd bij zijn.”

In jullie huiskamer stond een vleugel, waar je al op heel jonge leeftijd op begon te spelen. Wat als daar een drumstel had gestaan, was je dan drummer geworden?

“Dat denk ik niet, omdat ik altijd heel veel affiniteit met pianospelen heb gehad. Ik kan me ook niet anders voorstellen. Bovendien speel ik niet alleen piano, ik vind het ook fijn om me op allerlei andere manieren creatief te uiten. Ik schilder, schrijf, maak af en toe eigen kleding, heb accordeon gespeeld… Dat heb ik wel meegekregen van mijn ouders: in ons gezin werd creativiteit beloond. Als er iets gebeurt met mijn vingers – afkloppen! – dan denk ik niet dat alles stopt voor mij.”

Is je broer ook de creatieve kant opgegaan?

“Toen we klein waren, ging hij op een gegeven moment ook op pianoles. Ik weet nog dat ik dacht: shit, hij heeft zo veel talent, hij gaat zo snel, straks streeft hij mij voorbij. Maar Hugo had niet de passie die ik voor het pianospel heb. Hij vond uiteindelijk de liefde in het koken en opende afgelopen april een fine dining visrestaurant aan de haven van Harderwijk, Lagom. Zo lekker! Ik weet zeker dat het een succes wordt.”

Waar brachten jullie de vakanties door?

“Heel vroeger gingen we veel naar Griekenland. Tot mijn ouders een tweede huis in Frankrijk kochten en we elke zomer daarnaartoe gingen. Zij hebben daar zelfs een tijd gewoond.”

Hoe begon jouw muzikale reis?

“Ik was drie toen ik voor het eerst achter de piano ging zitten. Toen heb ik heel lang gezeurd om pianoles. De muziekschool zag ik niet zitten, want daar moest je eerst een oriënterend jaar doen. En ik wist allang wat ik wilde. Op mijn zesde kwam een plek vrij bij een privé docente. Ik ging daarheen met een boek van Chopin onder de arm en zei: ‘Dit wil ik spelen.’ Die docente, Ingrid Rotgans heet zij, was echt gestoord – maar prettig gestoord. Zij was zo ongelooflijk leuk en inspirerend! Zij woonde in een heel klein zomerhuisje op een park in Ermelo met een heel grote vleugel midden in de woning. Zij gromde en had een tekening van een groot broodmes gemaakt die ze boven mijn handen hield: ik mocht mijn vingers niet te hoog optillen, ‘anders bloed je dood’. Ik heb zelf ooit een broodmes boven mijn handen gehouden om dat ook echt te voelen. Zij maakte het zo beeldend! Dat voerde ik thuis door als ik samen met mijn vader in het weekend ging spelen. Dan verzonnen wij allerlei verhalen bij de stukken die ik aan het instuderen was. Het pianospelen was ook een lijntje naar hem, omdat hij vanwege zijn drukke werkzaamheden weinig thuis was.”

Je noemde Chopin al, door wie liet jij je nog meer inspireren?

“Door wie niet? Ik luisterde naar alle grote pianisten. Op mijn verjaardag mocht ik altijd muziek uitzoeken bij een platenzaak in Arnhem. Dan kwam ik thuis met wel twintig cd’s.”

Op je twaalfde ging je naar het ArtEZ Conservatorium in Zwolle, waar je in de klas zat met mensen van in de twintig. Hoe was het om zo jong al zo serieus bezig te zijn, heb je niet een stukje jeugd gemist?

“Ja, maar ik vond het ook wel heel leuk. En ik was het gewend omdat ik thuis ook vaak tussen de volwassenen zat. Ik had ook vriendinnen van mijn leeftijd die ik vaak zag. Mijn allerbeste vriendin Samantha woonde zowat bij ons thuis, nadat ze op heel jonge leeftijd haar moeder had verloren.”

 

”Ik voelde me enorm verantwoordelijk voor mijn pianospel, mijn talent”

 

Twee jaar later ging je naar het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.

“Daar kreeg ik les van Russische docenten van de oude stempel: die waren stréng. Dat was echt topsport: acht uur per dag studeren en het was nooit goed genoeg. Maar wat heb ik daar veel geleerd. Mij werd altijd verteld dat je in het leven één echte pianodocent tegenkomt, voor mij is dat Naum Grubert, de hoofdvakdocent piano aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.”

 Omdat je moeilijk elke dag heen en weer kon rijden, kwam je in een gastgezin te wonen. Daar ging het mis: je werd misbruikt, liep weg en kwam op straat terecht. Schets eens hoe dat leven eruitzag.

“Ik zou er nu meer moeite mee hebben dan destijds, mede omdat ik me meer bewust ben van heel veel dingen. En het is ook niet dat ik als een dakloze rondzwierf. De weekenden bracht ik thuis door en doordeweeks verzon ik vaak een list waardoor ik naar huis kon gaan, bleef ik ergens logeren of liet ik me na sluitingstijd opsluiten in het conservatorium, zodat ik daar kon overnachten en douchen. En het kwam voor dat ik nachten doorhaalde, door de stad banjerde en niet sliep. Maar ik heb me nooit heel onveilig gevoeld. Of ik heb het mooier gemaakt in mijn hoofd om ermee te kunnen dealen. Ik weet nog dat ik uiteindelijk een kamer voor mezelf had. Toen belde ik elke avond huilend mijn toenmalige beste vriend op omdat ik zo bang was. Binnenshuis was ik banger dan buiten.”

Om je ouders te beschermen heb je hen niet verteld wat jou overkomen is. En het conservatorium evenmin. Hoe was het om met zo’n geheim rond te lopen?

“Ik voelde me echt heel alleen, heel verloren. Ik was een verloren meisje. Maar voor mij was er toen geen andere optie. Met terugwerkende kracht denk ik wel: wat is er veel gebeurd! Natuurlijk laat dat sporen na. Maar op dat moment was ik daar niet zo mee bezig. Ik voelde me enorm verantwoordelijk voor mijn pianospel, mijn talent. Had geen tijd om me te verliezen in wat mij was overkomen. Zonder mijn ambities had ik aan het misbruik ten onder kunnen gaan; nu had ik iets om voor te gaan. Ik ben ook nooit gaan drinken of drugs gaan gebruiken. Ik had altijd in mijn hoofd: morgen wil ik kunnen studeren. En ik herinnerde mij de verhalen over het ruige rock-’n-rollleven die Jan Cremer vertelde als hij bij ons over de vloer was: de pijn, de misère – het hoort erbij. Wanneer er iets naars gebeurde, zei mijn vader ook altijd: daar ga je mooier van spelen. Pianospelen is voor mij een manier om mijn gevoelens te uiten. Zonder dat had ik heel veel emoties opgekropt.”

Je hebt die man ooit nog opgezocht.

“Hij was inmiddels oud en ziek, en ik wilde hem ermee confronteren voordat hij dood zou gaan. Gek genoeg voelde ik vooral medelijden, vond ik hem maar een zielige man. Ik heb hem verteld wat ik van hem dacht. Dat voelde goed.”

Je hebt in die tijd dat je geen woonruimte had, een band gecreëerd met dakloze mensen. Hoe is dat zo ontstaan?

“Op een avond werd ik aangesproken door een dakloze man die mij om geld vroeg. Martin heette hij. Toen ik hem vertelde dat ik zelf niet eens geld had om eten te kopen, zei hij dat ik even moest wachten. Hij liep weg en kwam een paar uur later terug met handenvol muntjes. Voor mij. Om eten te kopen. Normaal houd je afstand van dakloze mensen, worden ze vaak gelabeld. Omdat Martin zo veel zorg en betrokkenheid naar mij uitsprak, kwam hij heel dicht bij me en ontstond een band. Via hem leerde ik andere mensen kennen die op straat leefden, onder wie ook veel vrije geesten en muzikanten. Vanaf dat moment ben ik anders gaan kijken naar dakloze mensen. Ik liep niet voor ze weg, maar eerder naar ze toe. Ze zijn heel ontwapenend en ik voel me bij hen volledig op mijn gemak. Martin en ik zijn vrienden gebleven tot hij in 2016 overleed.”

Jij speelde piano voor Martin en zijn lotgenoten.

“In het centrum van Den Haag was een heel klein Italiaans restaurantje, er pasten hooguit dertig mensen in. De eigenaar leek uiterlijk op mijn vader; di papà noemde ik hem. Het was er gezellig, met altijd leuke gasten. Er stond daar een piano waar ik ’s avonds vaak op speelde. Omdat de dakloze mensen mij zo’n geborgen gevoel gaven, wilde ik een keer voor hen spelen. Toen heb ik een aantal daar uitgenodigd en voor hen gespeeld. Dat was heel bijzonder en vormde een kanteling in mijn muzikale leven. Op het conservatorium was onwijs veel druk, heel veel concurrentie, het ging alleen maar over presteren. Dat viel weg toen ik voor die dakloze mensen speelde. Wel voelde ik me heel kwetsbaar. Niet zoals op het podium of het conservatorium, waar ik me kwetsbaar voelde in de prestatie, in de beoordeling. Ik wist dat zij niet gingen letten op mijn techniek, maar wel zouden voelen of ik iets te zeggen had. Ik zag wat er met hen gebeurde, ik maakte contact via mijn pianospel, en dat heeft me heel diep geraakt. Ze konden even alles loslaten en voelden zich gezien.”

Was dit uiteindelijk de aanleiding voor de oprichting van de Iris Hond Foundation in 2018?

“De gedrevenheid om niet alleen maar een eigen droom na te jagen, maar andere mensen iets te kunnen geven, komt 100 procent uit die tijd. In mijn tienerjaren nam ik het initiatief om bij mij thuis in Den Haag een kerstdiner te organiseren voor een aantal dakloze mensen die anders alleen waren. Dat was zo mooi en leuk dat ik daar een traditie van maakte. Het werd echter zo groot dat ik het niet langer thuis kon organiseren. Tegenwoordig doen we het in de Grote Kerk in Den Haag voor bijna zevenhonderd dakloze mensen en krijgen ze naast heerlijk eten ook nieuwe kleding en zijn er muzikale optredens en cadeaus voor de kinderen.”

Wat doe je, naast het jaarlijkse kerstdiner, nog meer met de stichting?

“Ik geef daarnaast concerten op opvanglocaties en ook wilde ik iets doen waar dakloze mensen langer profijt van hebben dan een muzikale injectie: elke week geven we muziekworkshops bij een aantal vaste opvanglocaties. Daartoe hebben we onlangs een instrumentenfonds binnen de stichting opgericht. Op een heel laagdrempelige manier maken ze zo met elkaar muziek, wat verbinding creëert. Degenen die dat willen, kunnen deel uitmaken van de band die tijdens het kerstdiner speelt. Bovenal is het de bedoeling om met deze workshops hersteltrajecten aan te boren of te versnellen.”

Is er een aantoonbare relatie tussen muziek en mentale gezondheid?

“Daar heb ik hoogleraar neuropsychologie Erik Scherder, die verbonden is aan de stichting, vaak naar gevraagd. Wanneer je kinderen in onveilige situaties muziek laat spelen, dan herstellen bepaalde verbindingen in de hersenen zich, waardoor ze minder trauma’s overhouden. Dus muziek werkt ook therapeutisch.”

Omdat jij overal wilde kunnen spelen, maakte jij gebruik van een vliegende vleugel. Vertel.

“Ik was jaloers op straatmuzikanten, die waar dan ook hun instrument tevoorschijn konden halen om te spelen, terwijl ik altijd gebonden was aan een enorme vleugel tussen vier muren. Ik vertelde dat aan Henk Schiffmacher, die me aanraadde om contact te maken met Terts Brinkhoff, de bedenker van De Parade. Die had namelijk een ‘vliegende vleugel’ staan, een piano op wielen die door een auto werd voortgetrokken, een ontwerp van kunstenaar Joep van Lieshout. Ik maakte daar een rondje mee op De Parade en was gelijk verkocht. Ik ben er de halve wereld mee over geweest. Zo heb ik onder meer een tijdje op Wall Street gespeeld, elke ochtend om half zeven, wanneer de zakenmensen naar hun werk gingen. We hebben daar zelfs in heftige getto’s gespeeld. Ik vond het zelf ook wel een beetje eng, maar de mensen reageerden juist heel open en enthousiast. Terts en ik vonden het ’t leukst om ’s avonds laat op heel onverwachte plekken te spelen, zodat het een cadeautje was voor voorbijgangers, een magisch moment. Op een gegeven moment werd het een gimmick, toen zijn we ermee gestopt. Als ik er ooit weer mee begin, zou ik het liefst met de vliegende vleugel naar plekken gaan waar mensen niet of nauwelijks in aanraking komen met muziek.”

MASTERS Magazine

Benieuwd naar de rest van het interview? Elk succes begint met een droom. Dat is het leidmotief van de zomereditie van MASTERS. Als klein meisje droomde Iris Hond ervan om concertpianist te worden. Ze had het talent, de discipline, de liefde voor het pianospel én de durf om haar droom na te jagen. Zelfs door tegenslag liet zij zich niet van haar pad brengen. “Dan herinnerde ik mij de verhalen over het ruige rock-’n-rollleven die Jan Cremer vertelde als hij bij ons over de vloer was: de pijn, de misère – het hoort erbij”, vertelt ze in het groot interview, met unieke fotografie door Rahi Rezvani. Ook ondernemer Harald Swinkels liet zich leiden door een droom: eerst veel geld verdienen, daarna films maken. En dus verkocht hij zijn energiebedrijf en nam de afslag naar Hollywood. Vastgoedondernemer Max Vorst wendt zijn fortuin aan voor het verzamelen van kunst. MASTERS kreeg een privérondleiding in museum Beelden aan Zee, waar een deel van zijn collectie momenteel te zien is. Ook worden steeds vaker droomreizen gerealiseerd. “De behoefte om te investeren in ‘samen herinneringen opbouwen’ neemt steeds meer toe”, aldus Avila Reizen-oprichter Tim van der Wel in een artikel over de toekomst van reizen. Had ik maar? Kon ik maar? “Ik droom dat ik schilder en dan schilder ik wat ik droom”, zei Vincent van Gogh. Dus droom, al bladerend door het nieuwe magazine, van de Range Rover Sport SV, de Mulder ThirtySix of toegang tot Ferrari’s exclusieve eliteclub Corse Clienti. MASTERS 58: een nummer om bij weg te dromen.

Bestel hier MASTERS Magazine #58