Search
Close this search box.
Search
Close this search box.

Garantie voor goud

Van 1988 tot 2012 kwam Anky van Grunsven liefst zeven keer in actie tijdens de Olympische Spelen en won negen medailles, waaronder driemaal goud. Maar dat niet alleen. Tijdens en na haar carrière bouwde ze aan een zakenimperium, met als kloppend hart een indrukwekkend paardencomplex in haar geboorteplaats Erp. Aan de vooravond van de Olympische Spelen in Parijs praat Jaap de Groot uitgebreid met de vrouw die blijkbaar in alles een garantie is voor goud. “Topsport en presteren is mijn doel.”
Károly Effenberger

Fotografie Károly Effenberger
Tekst Jaap de Groot

Je hebt ook na je carrière niet stilgezeten. Wat doe je eigenlijk niet?

“Hahaha. Nou, ik doe eigenlijk nog steeds hetzelfde. Draai veel uren met dingen die ik leuk vind. ’s Ochtends paardrijden, ’s middags mensen met paarden begeleiden, daarnaast ben ik actief als voorzitter van The Dutch Masters – Indoor Brabant en ben bezig met een kinderboek. Verder begeleid ik mijn kinderen bij hun wedstrijden; ook omdat ik het leuk vind om op  concoursen te zijn. Wel heb ik onze kledinglijn verkocht, al kijk ik nog steeds mee bij nieuwe ontwerpen. En waarschijnlijk vergeet ik nu nog de helft van wat ik doe.”

Heb je het ondernemerschap van huis uit meegekregen?

“Ja. Mijn vader had een bouwbedrijf, dat mijn broers heel goed hebben uitgebouwd. Ik dus niet. Toen ik achttien was wilde ik per se in de paarden. Mijn vader was daar niet echt van gecharmeerd, maar hij gaf me wel een kasboek en vanaf die dag moest ik het zelf doen.”

Dus tijdens je topsportcarrière was je zakelijk al druk doende?

“Als je een eigen bedrijf hebt, dan moet je alles zelf doen. Ik ben op mijn achttiende begonnen met een vrachtwagen en twee goede paarden, Prisco en Bonfire. Vanaf het begin heb ik geleerd om alles zelf te kunnen betalen. Dat betekent zelf voer regelen, transport, noem maar op. Overdag was ik bezig met de paarden, ook voor andere mensen, ’s avond gaf ik tot tien uur les. Daarom denk ik ook dat van alle atleten de paardensporters de meeste uren draaien. Ze moeten hun eigen stal managen en paarden opleiden, omdat het geld toch ergens vandaan moet komen. Tijd om te rusten is er niet echt.”

Terwijl je in die tijd aan de wereldtop stond. 

“In het begin bouw je het op, naarmate je bekender wordt gaat het soepeler. Vroeg ik eerst 25 gulden voor een lesuur, zodra ik een Olympische Spelen gereden en zelfs gewonnen had, kon de prijs omhoog. Bovendien kwamen er sponsors en mensen die mee wilden investeren in nieuwe paarden. Er werden paarden verkocht, clinics gegeven en een kledinglijn opgezet.”

Wanneer werd je gedwongen personeel aan te nemen?

“Na een jaar ben ik begonnen met iemand voor halve dagen. Toen ik me op mijn twintigste voor mijn eerste Olympische Spelen in Seoel kwalificeerde, moest ik mijn eerste fulltime werknemer aanstellen omdat mijn paard wekenlang in quarantaine moest. Dat was in Nijmegen, terwijl mijn stal wel moest blijven draaien. Vanaf toen had ik iemand aan het werk.”

Inmiddels heb je in Erp een indrukwekkend paardencomplex neergezet. Allemaal gerealiseerd toen je nog actief bezig was om goud te winnen.

“Ik begon met een binnenbaan en stallen voor mijn twee paarden. Overgenomen van mijn vader. Zoals mijn vader ook mijn eerste eigen paard meegefinancierd heeft. Die kon ik toen nog niet betalen en heb ik bij hem mogen lenen. Daar wilde ik zo snel mogelijk vanaf, omdat ik het wel zo prettig vond om echt zelfstandig te zijn. Dus afbetalen om zelf keuzes te kunnen maken. Die instelling is ook voor mijn topsportcarrière heel belangrijk geweest. Als eigen baas waren de goede paarden van mij, om zo mijn eigen carrière aan te kunnen sturen. Om te voorkomen dat een eigenaar ineens zou besluiten om mijn paard te verkopen. Via de andere paarden kwam ik aan het geld om hier in Erp steeds een stukje bij te kopen en te bouwen. Lange tijd investeerde ik alleen in paarden, maar toen de kinderen kwamen wilde ik minder gaan reizen om er ook echt voor ze te zijn. Toen heb ik niet meer in paarden geïnvesteerd, maar in de gebouwen hier. Er zijn appartementen en extra stallen gekomen, waardoor klanten uit de hele wereld kunnen komen trainen en verblijven. Allemaal optimaal geregeld. Dat is essentieel, want je kunt niet een goede prijs vragen als je de zaken niet goed voor elkaar hebt.”

Omschrijf jezelf als zakenvrouw.

“Ik ben in ieder geval een heel harde werker en heel gemotiveerd. Gemotiveerd om te rijden, gemotiveerd om mensen te helpen. En zakelijk weet ik duidelijk waar ik naartoe wil, maar ben ook heel blij met de hulp van Sjef (haar echtgenoot Sjef Janssen, red.). Dat de sfeer op stal goed is, vind ik ook belangrijk. Beetje het gevoel creëren dat je het met elkaar en voor elkaar doet. Als team. Overigens is het niet zo dat er hier honderd werknemers rondlopen, het zijn er vier, aangevuld met stagiaires en working students. Allemaal redelijk efficiënt. Bovendien vind ik het niet fijn om het groter te laten worden, want je werkt met paarden en die moet je wel allemaal aandacht kunnen geven. Als er heel veel zijn, wordt dat toch ingewikkelder. In die zin ben ik wel een perfectionist.”

Je was ook nog heraut van de koning.

“Dat was wel een heel bijzondere ervaring, die ik niet had willen missen. De inauguratie van de koning was een uniek moment. Dat ik door hem gevraagd werd om op die dag heraut te zijn was als paardensporter een enorme eer. Een magische ervaring.”

Hoe is jouw relatie met de koning?

“Ons contact gaat wel verder dan alleen hallo en goeiedag tijdens de Olympische Spelen, waar hij ook als prins altijd aanwezig was. Het koningshuis is natuurlijk heel paardengezind, dus er is al iets dat je gezamenlijk mooi vindt. Zo waren de Spelen van Atlanta in 1996 voor mij heel heftig. Alles ging daar mis, bovendien overleed mijn oma. Toch won ik zilver, waar ik zelf heel blij mee was. Desondanks was er om mij heen de teleurstelling dat het net niet gelukt was om goud te winnen. Hoewel ik dat zelf minder had, was het toch een Olympische Spelen die ik snel wil vergeten. Daar heeft de prins best veel van meegekregen. Daarom was het mooi dat hij mij vier jaar later als een van de eersten feliciteerde, toen het in Sydney wel lukte om goud te winnen. Verder heb je natuurlijk na iedere Spelen het ontvangst in Den Haag, komen we elkaar bij wedstrijden tegen en is de koning eregast geweest bij Indoor Brabant. Het contact loopt nog altijd vrij soepel.”

Wat vind je van het initiatief van oud-olympisch kampioen Jan Tops om met de met miljoenen gedoteerde Global Champions Tour een Super League voor springruiters op te zetten?

“Wat Jan doet vind ik echt heel knap. Hij vindt grote investeerders en organiseert concoursen op plekken waarvan je denkt: hoe krijg je dit voor elkaar? Ik heb daar veel bewondering voor. Wel is er een proces gaande waarin de paardensport een beetje in tweeën wordt gedeeld.  Voorheen had je mensen op het platteland die een boerderij en een paard hadden en die ook reden. Aan de andere kant waren er mensen met geld die de duurdere wedstrijden konden rijden. Het mooie was dat die twee werelden in elkaar vloeiden. Dat gebeurt nu minder. Er zijn minder boerderijen, daardoor minder paarden en dat baart mij zorgen. Veel minder mensen groeien op met dieren, terwijl de groep met geld steeds groter wordt. Niet per se in Nederland, wereldwijd wel. Dus wat Jan Tops doet vind ik heel knap. Hij heeft lef en neemt initiatief. Los daarvan, heeft ook niks met hem te maken, is het wel zorgelijk dat er minder paardenmensen zijn die van huis uit met de sport opgroeien.”

Hoe wordt daar vanuit de hippische bond KNHS op geschakeld?

“Het is niet aan een bond om te bepalen hoe iemand opgroeit. Er zijn gewoon minder manegebedrijven, waardoor het voor kinderen lastiger wordt om ergens te gaan rijden. Grond, paarden, gebouwen: het wordt allemaal duurder en moeilijker.”

In hoeverre wordt er met jou, vanuit de KNHS en NOC*NSF, hierover geklankbord?

“Nooit. Ik ben wel ambassadeur van het Talentplan van de KNHS, wat heel leuk is om te doen. Verder word ik weinig gevraagd.”

Hoe kijk jij überhaupt tegen de toekomst van de Nederlandse topsport aan?

“De echte toppers zijn onafhankelijk en nuchtere perfectionisten die heel hard werken. Niet veel mensen zijn in staat om altijd maar weer 110 procent te geven. Journalisten vroegen mij weleens: ‘Wat heb je allemaal gemist?’ Antwoordde ik: ‘Gemist? Ik doe aan topsport. Dan mis je toch niks?’ Topsport en presteren is mijn doel. Feestjes, hartstikke leuk, maar als ik wil feesten dan moet ik geen topsporter worden. Is een bewuste keuze geweest. De meesten willen toch én én, maar doe je dat dan is het net niet genoeg.”

Intussen zie je steeds meer conflicten tussen topsporters en bonden. Twee werelden die verder uit elkaar groeien.

“Als je iets wilt bereiken, dan ben je zelf verantwoordelijk. Je kan niet je verantwoordelijkheid bij een bond neerleggen en denken dat zij het voor jou doet. Als jij iets wilt, moet je het zelf regelen. Denkt een bond mee, prima. Zo niet, los het dan zelf op.”

Je hebt van 1988 tot 2012 aan zeven Olympische Spelen meegedaan. Wat dat betreft komt er in Nederland niemand bij je in de buurt. Kan jij het fenomeen Olympische Spelen omschrijven?

“Het is altijd maar weer een heel wonderbaarlijke beleving. Een olympisch jaar is van quitte af aan heel heftig en anders. Je bent lang van huis. Van drie weken in Seoel tot zes weken in Sydney. Met één paard, terwijl je gewend bent zo’n acht paarden per dag te rijden. Daardoor word je heel erg uit je eigen routine gehaald. Intussen kijkt de hele wereld mee. Moet je presteren en beter dan ooit. Uniek om te ervaren. Ook een openingsceremonie is niet uit te leggen hoe dat voelt. Helemaal als je de vlag mag dragen, zoals mij in Sydney is overkomen.”

Intussen gaan de Spelen steeds meer de kant van de paardensport op: sport in combinatie met zaken.

“Dat is ook hard nodig. Neem Athene in 2004. Daar zijn voor de paardensport twee nieuwe stadions gebouwd. Een drama. Er is gigantisch geïnvesteerd, maar er is niets meer van overgebleven. De ring en stallen staan er nog, maar er gebeurt niks meer mee. Zonde van het geld. Daarom is het positief dat in Parijs 95 procent van de accommodaties bestaande locaties zijn. Net als in Londen. Daar werd bij Greenwich een tijdelijk stadion neergezet en was alles prima geregeld.”

Londen 2012 geldt nu ook voor Parijs als de norm. Stak Londen er voor jou ook bovenuit?

“Londen, maar ook Sydney, was geweldig. Atlanta was een lastige, omdat de Amerikanen daar nul flexibel waren. Die hadden een regel en of die nou wel of niet werkte, er viel niet over te praten. Terwijl ze in Sydney gewoon zeiden: ‘That’s a stupid rule, let’s skip it.’ Londen was zo bijzonder omdat je de olympische sfeer door de hele stad proefde. Sydney en Londen zijn daarom de mooiste Spelen geweest.”

Hebben zeven Olympische Spelen nog levenslessen opgeleverd? Je had het al over de manier hoe Australiërs met problemen omgaan.

“Ik roep nog altijd ‘no worries’. Heb ik aan Sydney overgehouden. Ik heb ook geleerd dat regels moeten werken. Als dat niet zo is, moet je zorgen dat het met bijstellingen alsnog werkbaar wordt. En het niet zo laten omdat iemand zegt dat het zo moet zijn. In mijn positieve herinneringen aan de Olympische Spelen zitten ook de momenten dat iedereen meedenkt om het voor iedereen prettig en goed te maken.”

 

”Niet veel mensen zijn in staat om altijd maar weer 110 procent te geven”

 

Dat is denken als een topsporter: bij een probleem of tegenslag meteen aan de oplossing werken.

“Inderdaad. Problemen oplossen en door.”

Hoe is de relatie met het Internationaal Olympische Comité? Je bent met zeven deelnames en negen medailles toch één van de iconen uit de olympische geschiedenis.

“Er is geen relatie en ik heb geen idee waarom dat zo is. Het afgelopen jaar kreeg ik voor het eerst vanuit de FEI (Fédération Équestre Internationale, de internationale paardensportfederatie, red.) een uitnodiging om een Wereldbekerfinale bij te wonen. Daarvan heb ik er negen gewonnen, dus misschien is dat de achterliggende gedachte geweest om me te vragen.”

Je hebt het sportief en zakelijk fantastisch gedaan, maar een cursus lobbyen zou blijkbaar geen kwaad kunnen.

“Lobbyen is inderdaad niet mijn sterkste punt. Als voorzitter van The Dutch Masters – Indoor Brabant zijn mijn bekendheid in de paardensport en Nederland voordelen, maar ik ben gewoon niet goed in het meepraten met iemand. Als ik het niet met iemand eens ben, dan zeg ik dat.”

Intussen is Indoor Brabant wel naar een hoger internationaal niveau getild.

“De instelling bij Indoor Brabant is om voor het topresultaat te gaan. We doen het samen en als er problemen zijn, lossen we het samen op. We hebben een positieve werksfeer, ook naar buiten toe. Ik voel me al jaren prettig met deze mensen, die allemaal hun eigen verantwoordelijk hebben en nemen. Maar ik ga niet naar iemand toepraten met wat ie graag wil horen. Polderen zit niet in mij en eerlijk gezegd denk ik ook niet dat iemand dat van mij verwacht. Overigens zit ik niet op een functie te wachten. Bij Indoor Brabant voeg ik iets toe. Een mooi evenement waar het tak-tak-tak is in plaats van oeverloze discussies die nergens over gaan. Heb ik op stal ook. Ik werk met paarden, ik werk met mensen en zit niet te wachten op vergaderingen die geen zoden aan de dijk leggen. Daarvoor heb ik het geduld niet. Ik heb een bedrijf te runnen en geef graag tijd aan mijn kinderen. Ik stel duidelijke prioriteiten voor waar ik mijn tijd in steek en waar niet.”

Ga je nog naar Parijs?

“Ja. Ik ben door een bedrijf gevraagd om drie dagen in een hospitality mijn verhaal te doen. Ik praat graag, dus dat komt goed uit. Tegelijk kan ik de wedstrijden volgen. Extra leuk is dat ik samen met mijn zoon ga.”

Wat is gemakkelijker: het managen van paarden of mensen?

“Ik kan beter met paarden. Ben ook paardenfluisteraar. Paarden zijn heel puur. Er zit geen verhaal achter: het is zoals het is. Als je met respect met elkaar omgaat, dan krijg je terug wat je verdient. Dan ontstaat een vertrouwensband met een paard. Bij mensen is het lastig, omdat ze niet altijd zeggen wat ze denken. Dat komt bij een paard niet voor. What you see, is what you get. Bij mensen spelen ego en macht een rol en kan geld in de weg zitten. Dat maakt het niet altijd gemakkelijk. Daarom zijn goede mensen om je heen net zo belangrijk als goede paarden om je heen.”

MASTERS Magazine

Elk succes begint met een droom. Dat is het leidmotief van de zomereditie van MASTERS. Als klein meisje droomde Iris Hond ervan om concertpianist te worden. Ze had het talent, de discipline, de liefde voor het pianospel én de durf om haar droom na te jagen. Zelfs door tegenslag liet zij zich niet van haar pad brengen. “Dan herinnerde ik mij de verhalen over het ruige rock-’n-rollleven die Jan Cremer vertelde als hij bij ons over de vloer was: de pijn, de misère – het hoort erbij”, vertelt ze in het groot interview, met unieke fotografie door Rahi Rezvani. Ook ondernemer Harald Swinkels liet zich leiden door een droom: eerst veel geld verdienen, daarna films maken. En dus verkocht hij zijn energiebedrijf en nam de afslag naar Hollywood. Vastgoedondernemer Max Vorst wendt zijn fortuin aan voor het verzamelen van kunst. MASTERS kreeg een privérondleiding in museum Beelden aan Zee, waar een deel van zijn collectie momenteel te zien is. Ook worden steeds vaker droomreizen gerealiseerd. “De behoefte om te investeren in ‘samen herinneringen opbouwen’ neemt steeds meer toe”, aldus Avila Reizen-oprichter Tim van der Wel in een artikel over de toekomst van reizen. Had ik maar? Kon ik maar? “Ik droom dat ik schilder en dan schilder ik wat ik droom”, zei Vincent van Gogh. Dus droom, al bladerend door het nieuwe magazine, van de Range Rover Sport SV, de Mulder ThirtySix of toegang tot Ferrari’s exclusieve eliteclub Corse Clienti. MASTERS 58: een nummer om bij weg te dromen.

Bestel hier MASTERS Magazine #58