Search
Close this search box.
Search
Close this search box.

DIT LAND WIL TRUMP KOPEN

Het is met zo’n 60.000 inwoners, vergelijkbaar met Den Helder, het dunst bevolkte land ter wereld. En toch heeft het de voorpagina’s van alle grote kranten gehaald.Tekst: Bart-Jan Brouwer
Beeld: John van Helvert

Online redactie: Mical JosephGroenland is hot. Letterlijk – met smeltend ijs als gevolg – en figuurlijk. Het land was in 2019 volop in het nieuws door hoge temperaturen, een record aantal veenbranden en vooral door de aandacht van Donald Trump. De Amerikaanse president heeft zijn oog op het ijseiland laten vallen. Ongetwijfeld vanwege de strategische ligging met betrekking tot lastpak Poetin en de nieuwe vaarroutes die in het poolgebied ontstaan nu het ijs daar wegtrekt; de grondstoffen – waaronder diamant en uranium – die straks dichter aan de oppervlakte komen nu Groenland steeds groener wordt; en als projectontwikkelaar ziet hij vast plek voor wat torenhoge hotels, aangezien toerisme daar een belangrijke bron van inkomsten vormt. Bovendien hoort het geografisch gezien bij Noord-Amerika. En zijn er in het verleden wel meer dealtjes beklonken.Louisiana werd in 1804 van Frankrijk gekocht, Florida in 1819 van Spanje, Alaska in 1867 van Rusland en de Maagdeneilanden in 1917 van… Denemarken. Dus waarom níét een balletje opgooien? De Denen weigeren echter in dialoog te gaan over de verkoop van het semizelfstandige eiland. Ze kúnnen Groenland ook helemaal niet verkopen, want ze bezitten het niet. En ze willen het ook niet kwijt. Want beide landen versterken elkaar. Het kleine Denemarken valt door de ligging van Groenland, vlak bij ‘schatkist’ Noordpool, plotseling een volwassen rol in de wereldpolitiek toe. En Groenland teert, naast opbrengsten uit visvangst en toerisme, voor de helft op de 500 miljoen euro subsidie die Denemarken jaarlijks verstrekt. Op Groenland komen we ook niemand tegen die Amerikaan wil worden. Sommigen lachen om het bod van Trump, anderen vinden het beledigend. In een krant lees ik de reactie van een Groenlander: ‘If in my lifetime I see a Trump Tower in Nuuk, I should hope that global warming causes the ice underneath it to melt and send it to Atlantis, where it belongs along with the rest of Trump’s fantastical delusions.’

Militaire bases

De algemene opvatting in Groenland luidt: je kunt van alles kopen in de wereld, maar niet een land. Sowieso is land niet te koop in Groenland. Wie een huis wil bouwen, heeft daarvoor toestemming van de gemeenschap nodig. En als het er eenmaal staat, is het huis weliswaar eigendom van de bewoners, maar níét het stuk land waarop het is gebouwd – dat blijft aan de gemeenschap toebehoren. Overigens is het niet de eerste keer dat Amerika een poging doet om Groenland in te lijven: in 1867 werd al bij de Denen aangeklopt en in 1946 werd 100 miljoen dollar geboden. Drie maal is scheepsrecht, zal Trump wellicht gedacht hebben. Maar weer vangt Amerika bot. Ach, maakt het zo veel uit? Als puntje bij paaltje komt doen de Amerikanen toch wel wat ze willen op ’s werelds grootste eiland. Ze zijn daar geen onbekenden. Toen Denemarken in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers bezet was, hield het even op met het sturen van subsidies en goederen naar de verre provincie. De Amerikanen staken Groenland de helpende hand toe, in ruil voor militaire bases op het eiland. Kangerlussuaq, waar onze reis begint, is in 1941 opgericht als basis van de U.S. Air Force. Geen Trump Tower hier: ons slaapplek voor de nacht, Hotel Kangerlussuaq, is gelegen in de luchthaven – vanaf de bagageband twee trappen omhoog en je staat in de lobby. Een lift is er niet, in de hoogte wordt niet gebouwd. Om onze kamer te bereiken moeten we door lange gangen. Twee keer per dag iets op je kamer vergeten en je hebt je dagelijkse portie van 10.000 stappen al zowat afgelegd. Behalve een inpandig barretje en restaurant Muskox, waar verrassend genoeg fantastisch wordt gekookt, heeft Kangerlussuaq – een handvol barakken – weinig te bieden. Of ja toch: er is een museum dat terugblikt op de aanwezigheid van de Amerikanen hier van 1941 tot 1992. En er is een 18 holes golfbaan. Verwacht geen glooiende greens en modern clubgebouw: het is een brakke zandvlakte waarop kriskras 18 vlaggetjes zijn geprikt, een vierkante meter groen plastic de tee vormt en een uitvergrote schoenendoos als kantine dient. Toch ga ik hier straks de nummer 1 van mijn bucketlist aanvinken.

IJsbergstad Ilulissat, gelegen aan de Diskobaai.

Wrakstukken

Vanaf Kangerlussuaq loopt het langste stuk weg van het land: 37 kilometer, dwars door de toendra. Het eerste gedeelte was aangelegd door de Amerikanen, omdat die verderop een weerstation hadden dat bereikbaar moest zijn. Het tweede gedeelte was een initiatief van Volkswagen, dat zijn wagens wilde testen op ijs en daartoe de weg verlengde tot de rand van de ijskap, waar het concern van 2002 tot 2005 een testtrack had. Tegenwoordig maken bussen met toeristen dagelijks dankbaar gebruik van deze route tussen Kangerlussuaq en de ijskap. Die bestaat overigens geenszins uit glimmend asfalt: het is twee uur lang hobbelen en door elkaar geschud worden. Soms worden we onderweg herinnerd aan de aanwezigheid van Amerikaanse militairen in dit gebied. Een terrein waar ze bommen hebben laten ontploffen die ze in 1992 niet mee terug wilden nemen, is met witte vlaggetjes afgezet nadat kinderen daar een op scherp staande mortier hadden gevonden. En niet veel verder passeren we de wrakstukken van een straaljager, die door  slecht weer niet kon landen en uiteindelijk, rondjes draaiend boven Kangerlussuaq, zonder brandstof kwam te zitten. De piloot wist zich met zijn schietstoel in veiligheid te brengen. Deze Amerikaanse memorabilia worden echter opgeslokt door de onmetelijke grootsheid van de natuur. Meren, duinen en bergen, die door rode heide, oranje mossen en gele blaadjes een roestige gloed hebben. Hoe dichter we bij de ijskap komen, hoe lager de vegetatie wordt.

Spookluchthaven

Het is zondag. En op zondag wordt hier klaarblijkelijk niet gevlogen: want wanneer John en ik op de luchthaven van Ilulissat aankomen en de vertrekhal (tevens aankomsthal) binnenlopen, gaat het alarm af. Snel weer naar buiten. Het is leeg, stil, geen hond te bekennen. Okay, we zijn wat vroeg voor onze afspraak, maar er is toch altijd wel enige bedrijvigheid op een luchthaven? Na enkele minuten houdt het alarm op. We lopen nog eens naar binnen – het alarm slaat weer aan –, en gaan langs de bagageband naar de gate, kijken of we activiteit zien op de landingsbaan. Nul, er staat niet eens een vliegtuig. Spookluchthaven. Dan krijg ik een belletje van de piloot van Air Zafari met wie we hebben afgesproken: de vlucht is een uurtje uitgesteld, omdat er beter weer in aantocht is. Een uur later komt Helmut aan, vrijwel tegelijk met iemand van de bewaking, die op het alarm is afgekomen en ons onderzoekend aankijkt. “Kom in onze lounge zitten”, nodigt de piloot uit. “Dan zorg ik voor koffie en WiFi, en maak ik ondertussen het vliegtuig gereed.” Een bekertje zwarte koffie en een handvol Quality Street-snoepjes later rollen we dan eindelijk over de startbaan en gaan we de wolken in. We zien niets, alles is wit om ons heen. Totdat het wolkendek openbreekt en we nóg meer wit zien: gletsjer Semeq Kujalleq, waarvan de afkalvende ijsbrokken de fjord vullen. De massaliteit wordt pas duidelijk als we eroverheen vliegen. De fjord zit zo vol omdat zij in het begin een kilometer diep is en bij de monding van de zee slechts tweehonderd meter. De echt grote ijsbergen lopen daar vast en houden de doorstroom tegen. Slechts mondjesmaat bereiken ze de zee, waar ze met de stroming richting het zuiden gaan. Vanuit de lucht spotten wij dezelfde vinvissen, vier in totaal, die even eerder in het kielzog van mijn kajak zwommen. We draaien rondjes boven ze, zo mooi om ze vanuit de lucht te zien. Even later zet Helmut ons weer op de grond. Op de weg terug uit de nog steeds stille airport steken we snel nog een paar Quality Street-snoepjes in onze zak.

Het grote niets

John en ik lopen door het dorp. We breken in in een voormalige visfabriek, lopen rondjes om de kerk, proberen een indruk te krijgen van hoe de mensen hier leven. Zien doen we ze niet. Ze mijden contact of hebben het simpelweg koud – de wind waait uit de richting van de ijskap – en blijven liever binnen. Wel zien we een Amerikaan, een toerist uit Colorado. “Mijn vrouw houdt niet van kou, dus ben ik alleen gekomen.” Op de vraag hoe hij over het bod van Trump denkt, antwoordt hij: “Ik sta achter de helft van zijn opvattingen. Maar in dit geval kan ik hem niet volgen – this is diarrhea of the mouth. Ik luister er niet naar, kijk liever naar de schoonheid die Groenland te bieden heeft.” John en ik vervolgen onze weg door het dorp. Overal honden, visnetten, boten. Maar geen mensen. Misschien zagen we tijdens de overtocht wel een inwoner van Ilimanaq op een bootje tussen de ijsschotsen – met een geweer in de hand, wachtend tot een zeehond zijn kop boven het water zou uitsteken. Uiteindelijk zien we een vrouwtje bij haar Groenlandse honden. Ze vertelt ons dat een van haar honden deze zomer overleden is door oververhitting. “Ze hebben een vacht voor een poolklimaat. Maar niet voor de hoge temperaturen waar we nu mee geconfronteerd worden.” Haar familie houdt al drie generaties honden, maar zoiets is niet eerder voorgekomen. We nemen afscheid en lopen verder.

De Inuit zijn niet bepaald een opruimerig ras. Overal rond de eenvoudige huisjes slingeren bergen zooi. Het contrast met de toeristenhuisjes is groot. Die zijn clean en strak, het uitvloeisel van een wiskundige formule, met driehoeken en gelijke vlakken. Door de wandvullende ramen hebben we vanaf de living en de slaapkamer riant uitzicht op de zee. Een mooie plek voor reflectie, om tot rust te komen, uit te waaien. Om te staren naar de einder en de trip door Groenland te laten bezinken. Wat een indrukwekkende natuur. Je moet het zien om het te kunnen bevatten. Dat onze kinderen, en hun kinderen en de vele generaties die volgen, dit ook nog mogen aanschouwen. Stop het smelten! De reis zit erop. De wind waait, het water klotst, ik geef me over aan het grote niets. En laat het leven, traag als een ijsberg, aan me voorbijglijden.De kerk van Ilulissat.