Search
Close this search box.
Search
Close this search box.

ALLE AUGURKEN OP HEINZ STUY!

Jack Spijkerman’s liefde voor de club begon toen zijn plaatsgenoot Heinz Stuy in 1967 van Telstar naar Ajax verkaste. Inmiddels behoort de cabaretier en presentator tot het rood-witte meubilair: lid van de vereniging, van de ABA/Businessclub en vrijwilliger bij het archief. “Het blijven helden voor mij.”

Text: Bart-Jan Brouwer | Online Editor: Natasha Hendriks
Image: John van Helvert

Hoe ga jij door deze coronatijd heen?
“Het is niet anders. Je kunt er wel boos om worden, maar dat helpt niet. Ik vermaak me binnen en wandel minimaal een uur per dag. Steeds in een andere wijk, anders wordt het zo saai. Dus ik leer Amsterdam behoorlijk kennen, haha. Wat ik thuis doe? Kamer voor kamer ben ik rotzooi aan het weggooien. Gisteren ben ik begonnen met mijn werkkamer, die helemaal vol staat met theater- en cabaretboeken en -platen. Zo ga ik door mijn eigen geschiedenis heen. Van mijn zoon, Joska, kreeg ik voor mijn verjaardag eind vorig jaar een schijf met alle Kopspijkers-uitzendingen. Die had hij overal vandaan gehaald. Elke avond voordat ik naar bed ga, kijk ik één aflevering terug. Leuk om te zien wie er allemaal wel niet met hamer aan het spijkerblok hebben gestaan en wat voor maffe onderwerpen er langskwamen. Hartstikke leuk! Wel merk ik dat ik best veel vergeten ben. O ja, dat heb ik ook nog gedaan! Wat kleding betreft is het gedateerd, maar qua onderwerpen waren wij vooruitstrevend. Ik geloof dat wij een van de eersten waren die fragmentjes van internet toonden en die een internetdeskundige aan het woord lieten. Dat was in 2000, twintig jaar geleden! Op dat gebied waren wij echt voorloper. Google en YouTube waar je nu alles kunt vinden, bestond nog niet. Vorig jaar, op 7 december, hebben wij eenmalig een Kopspijkers-uitzending gedaan en dan blijkt de formule nog steeds te werken: liefst 2,5 miljoen mensen keken ernaar.”

Als je die afleveringen terugkijkt, word je dan niet overmand door een gevoel van ‘zat ik nog maar in die tijd’?
“Nee. Toen ik vijfenzestig werd, heb ik heel bewust besloten: nu stop ik met tv. Ik vond dat ik ruimte moest maken voor jongeren. En mijn angstbeeld was een soort Henny Huisman worden, alsmaar bedelen of je op televisie mag en de aftakeling in beeld brengen: vol botox en geverfde haren. O nee, dat gaat mij absoluut niet gebeuren, dacht ik. Dus ik ben heel bewust gestopt. Maar ik doe nog wel heel veel: ik schrijf voor mensen, bedenk dingen, presenteer hier en daar een pubquiz of een voetbalquiz. En… zeg nooit nooit! Je weet niet wat er misschien nog eens langs komt en waarvan ik zeg: hé, da’s nou leuk om te presenteren. Maar ik ben net zo gelukkig als er helemaal niks meer komt.”

Hoe compenseer jij het gebrek aan voetbal op radio en televisie?
“Nou, ik vind die herhalingen wel leuk. Met genoegen heb ik Nederland – Duitsland uit 1988 teruggekeken. Ik had zelfs onder mijn vaste vrienden voorgesteld om een pooltje op te zetten en geld in te zetten op de winnaar. Ze wilden allemaal 100 euro inzetten op dezelfde uitslag, haha. En voor de rest, ja… Het is er niet. Dan kun je daar wel de pest over in hebben, maar het is niet anders.”

Hoe ben jij Ajax-supporter geworden?
“Ik kom uit IJmuiden, waar ik als jochie op het doel stond bij VV IJmuiden. In 1963 fuseerden de rivalen VSV en Stormvogels tot Telstar. Daar ging ik graag kijken. Als gereformeerde jongen kreeg ik zes dubbeltjes kerkgeld, en een kaartje voor Telstar kostte vijftig cent. Voor het dubbeltje dat ik overhield, kocht ik een rolletje King, van die kleine pepermuntjes. Ik denk wel dat ik met die daad mijn plekje in de hemel verspeeld heb, maar er zijn ergere dingen denkbaar. Toen ik een jaar of zestien was, had ik een zomerbaantje in een augurkenfabriek, de NECO, Nederlandse Conserven. Heinz Stuy, die toen bij Telstar keepte, was daar vorkheftruckchauffeur. Tijdens de schaft ging hij op tafel staan en gooiden wij augurken naar hem, die hij probeerde te vangen. Ik heb altijd tegen Heinz gezegd dat ik heb bijgedragen aan zijn carrière als keeper, haha. Hij heeft nu het stoeltje achter mij in de ArenA, dus ik spreek hem vaak. Toen Heinz bij Ajax ging keepen, ben ik met hem meegegaan, in de zin dat ik Ajax ging volgen. Een jongen uit IJmuiden die daar op het doel stond: dat was nogal wat. Ik bleef de wedstrijden van Telstar bezoeken, maar werd fan van Ajax.”

Die ‘jongen uit IJmuiden’ won drie keer achter elkaar de Europa Cup.
“Heinz hield altijd zijn ene hand met drie vingers in de lucht omhoog en met zijn andere maakte hij een nulletje: drie keer had hij de nul gehouden in de finales. Toen zat hij niet meer in de augurken uiteraard.”

Hoe lang ben je Telstar trouw gebleven?
“Een behoorlijke tijd. Later was ik onderwijzer in Heemskerk en Telstar had toen, in het seizoen 1975-1976, een Engelsman in dienst, Colin Ayre. Op de club raakte ik met hem in gesprek. Hij zat bij een gastgezin in IJmuiden, maar had het daar niet naar zijn zin. Ik woonde in een ruime flat en zei dat hij bij mij een kamer kon huren. Dus die heeft een half jaar bij mij in huis gewoond. Ik ging met hem mee naar feestjes en ontmoette zo allerlei spelers. Mooi verhaal: Fred André, verdediger van Telstar, woonde bij mij om de hoek. Hij kwam vaak langs om berichten door te geven aan zijn ploeggenoot. Colin had mij een keer gezegd: ‘Fred praat geen Engels, maar denkt dat als hij hard praat, ik het dan wel snap.’ Op een dag wordt aan de deur gebeld: Fred. Tegen mij zei hij dat Colin een oefenwedstrijd moest spelen tegen Haarlem. En vervolgens schreeuwend tegen Colin: ‘JE MOET EEN OEFENWEDSTRIJD SPELEN TEGEN HAARLEM.’ Hahaha, dat vergeet ik nooit meer.”   

Jij bent inmiddels fanatiek Ajax-supporter. Wanneer is dat erin geslopen?
“Incidenteel ging ik naar wedstrijden in De Meer of het Olympisch Stadion. Maar de seizoenkaarten waren allemaal op. Mijn benedenbuurman in Amsterdam was Maarten Oldenhof, destijds financieel directeur van Ajax. In 1995 speelde Ajax in Wenen de Champions League-finale tegen AC Milan. Maarten belde vanaf Schiphol en zei: ‘Als je binnen twintig minuten op Schiphol bent, kun je met je vrouw mee, want er zijn er twee niet komen opdagen.’ En dat hebben wij gered. We kregen een ticket en moesten verder zelf onze weg daar een beetje zien te vinden. Vraag niet hoe, maar we belandden op een diner met allemaal Ajax-bestuurders en de burgemeester van Amsterdam. En we hebben die wedstrijd natuurlijk gezien. Het jaar erop werd de ArenA geopend en kwamen er seizoenkaarten beschikbaar. Die heb ik toen meteen gekocht voor mijn vrouw en mij. Dat kaartje van de Champions League-finale hangt ingelijst bij mij aan de muur.”

Jij hebt in 2000 de musical geschreven ter ere van het honderdjarige jubileum van de club.
“Ajax-voorzitter Michael van Praag kreeg tijdens een tv-programma iets voorgelegd, en als dat niet lukte was de tegenprestatie dat hij mee moest doen met het cabaret van radioprogramma Spijkers met koppen. Zo raakte ik met hem in contact. Hij vertelde van het honderdjarig bestaan en zijn idee om dat op te luisteren met een musical. ‘Kun jij iets betekenen?’ Ik heb een clubje gevormd met onder anderen acteur/regisseur Fred Florusse, oud-bestuurslid Uri Coronel en Michael zelf. Daarmee zijn we de musical gaan maken. Ik heb teksten geleverd, geholpen bij het instuderen. We hielden audities onder het Ajax-personeel, dat de musical zou opvoeren. De dochters van Sjaak Swart deden mee, de dochter van Ajax Museum-directeur Thijs Lindeman, ras-Ajacied Joop Leeuwendaal, mensen van kantoor, kantinejuffrouwen… Het was een ontzettend leuke tijd, er werd twee tot drie keer in de week gerepeteerd en de musical is uiteindelijk een paar keer opgevoerd in de RAI, met elke keer vijftienhonderd man in de zaal. Een enorm succes. Waar ik wel het meest trots op ben: In het archief vonden wij een lied uit 1928 dat Heil Ajax Heil heette. Dat hebben wij herschreven in Hup Ajax Hup en laten inzingen door Joop Leeuwendaal: ‘Hup, Ajax, hup, rood-witte schare, Dapp’re strijders fier en koen…’ Iedere wedstrijd als ik op de tribune zit en het clublied wordt gestart, denk ik: dat hebben wij maar mooi uit het archief gehaald!”

Als lid heb jij ongetwijfeld toegang tot het spelershome.
“Tja, daar stond ik ineens oog in oog met mijn helden. Het blijven ook helden voor mij. Mijn zoon was nog klein in die tijd. Later, toen hij een jaar of negen was, vroeg hij na afloop van een wedstrijd weleens: ‘Zullen we even naar het spelershome gaan?’ ‘Dat doen we maar twee keer per jaar’, zei ik. ‘Het moet wel bijzonder blijven.’ Jan Mulder heeft ooit op televisie gezegd: ‘Die helden moeten zondagmiddag om half drie het veld op komen, om kwart over vier het veld weer af gaan, en de rest van de week moet je ze niet zien.’ Marco van Basten was zo’n held, een bijna mystiek figuur; die zag je niet in talkshows, die verdween. Als je hem dan een keer tegenkwam, was het meteen heel bijzonder. Daar loopt Marco van Basten! Nu is het zowat mijn achterbuurman, haha.”

Jij hebt zelf ook al aardig wat memorabele Europese wedstrijden meegemaakt…
“Ik werd ooit door de ABA/Businessclub gevraagd om bij de uitwedstrijd tegen Schalke 04 een voetbalquiz te doen. Ik dus mee met die club mensen. In Arnhem gingen we aan boord van een Rijnboot en zijn we naar het Ruhrgebied gevaren. Op die boot, waar we ook de nacht doorbrachten, heb ik de quiz gedaan. Hartstikke leuk, ik wilde wel vaker mee. Maar ik was geen lid van de ABA/Businessclub, want ik had al stoelen van de vereniging. Toch kon ik lid worden, door een buitengewoon lidmaatschap af te sluiten. Vanaf toen kon ik inschrijven op de reizen naar internationale uitwedstrijden. Dat doe ik nu sinds een jaar of vier, samen met mijn zoon. Het is een behoorlijk vaste kern die dat doet, een man of honderdvijftig. Meestal zijn dat tripjes van drie dagen, en soms vlieg je mee met het spelersvliegtuig. Die spelers zitten voor in het vliegtuig, die zie je even lopen op Schiphol, maar meer ook niet. Je zit in een hotel in de stad, er wordt gegeten, er zijn activiteiten waar je wel of niet aan deelneemt. Ik ga meestal met Joska lekker zelf de stad in. En na de wedstrijd is er meestal een club afgehuurd. Vaak komen de spelers daar ook. Het zijn hartstikke leuke reisjes. Daaruit is een kern ontstaan van een man of twintig die het heel goed met elkaar kunnen vinden. Bij de uitwedstrijd tegen Chelsea mochten geen supporters aanwezig zijn, toen hebben wij met die twintig man een skybox op Stamford Bridge afgehuurd, haha. En zo hebben we het ook bij Tottenham gedaan, want wij laten ons niet zomaar tegenhouden.”

Jij bent al negen jaar vrijwilliger in het archief van de club. Hoe ben je daar beland?
“Toen ik stopte met televisie, had ik plotseling wat vrije tijd. Ik stapte op Michael van Praag af en vroeg of ik iets voor Ajax kon doen als vrijwilliger. Ze hadden iemand in het archief nodig sinds Wim Schoevaart daar was gestopt. Ik erheen. Er kwamen dozen tevoorschijn met stapels wedstrijdvaantjes erin, duizenden toegangskaartjes vanaf 1928, wedstrijdboekjes… Dat moest allemaal geordend worden. Eén dag in de week zit ik daar. De vaantjes zijn inmiddels opgemeten, gerubriceerd, voorzien van een bronvermelding en opgeborgen in zuurvrije mappen. Nu heb ik me gestort op de toegangskaartjes. En ik doe ook de shirtjes: shirtjes die geruild zijn door spelers, shirtjes met handtekeningen… Op een voetbalsite zag ik laatst het shirt dat Marco van Basten tijdens de finale van het EK 88 had gedragen te koop staan voor drieduizend euro. Nou, dat hangt gewoon hier hoor, haha.”

Je zult daar best mooie dingen tegenkomen.
“Ja, zoals een zilveren kistje met drie oude sigaren, met als inscriptie ‘Gefeliciteerd met het kampioenschap, Prins Bernhard’. Knutseldingen van fans, zoals een met houtfineer ingelegd portret van Piet Keizer. Soms komen mensen spullen brengen. De vrouw van Van Basten zei: ‘Marco is aan het opruimen, kom maar wat halen.’ Frank de Boer zei een keer: ‘Jack, loop even mee naar mijn auto.’ Kwamen er levensgrote foto’s uit zijn achterbak. Piet Keizer heeft zijn spullen aan het archief gegeven, Sjaak Swart…”

Wat gebeurt ermee?
“Er was vroeger een Ajax Museum. Dat is niet meer. Tegenwoordig hebben we, zoals we het noemen, een museale opstelling boven de Ajax Fanshop in de ArenA. Elke rondleiding door het stadion eindigt daar. Daar hangen natuurlijk niet álle vaantjes en shirtjes, maar wel een selectie. Ook hebben we shirtjes en vaantjes hangen in twee enorme vitrinekasten tussen de hoofdingang en de eerste ring. De inhoud daarvan vernieuwen we elk jaar. Daarnaast brengen we sinds twee jaar het verhaal van Ajax in beeld door oud-spelers, -bestuursleden en -vrijwilligers te interviewen. Zo willen we de hele geschiedenis op film zetten. Ik ben al langs geweest bij Henk Groot, Gerrie Mühren, Dick Schoenaker, Arie van Eijden, Klaas Nuninga… Noem ze allemaal maar op. Zo ben ik lekker bezig, en dat bij de club waar ik van houd!”

MASTERS #42

Bestel via onderstaande knop MASTERS met inhoudelijke reportages, geweldige fotografie en unieke merken, trends en plaatsen in de wereld.

MASTERS #42